dinsdag 30 december 2008

Hoop en vrede

Met dank aan de Standaard voor de link:
http://gaza-sderot.blogspot.com/
De 'hope-man' woont in Israël, de 'peace-man' in de Gazastrook.

Louise en Ottokar hebben het aan tafel over de hospitaals zonder medicijnen in Gaza en over wie er in godsnaam in zijn hoofd haalt om bomauto's op Afghaanse schoolkinderen af te sturen. Wat kun je doen?, vragen ze zich af. Wat kun je doen behalve tenminste dat ene kind waar je zelf de hoede over hebt zoveel mogelijk liefde geven? Want wie met liefde opgroeit, doet zo'n dingen niet, toch?

maandag 29 december 2008

Oefening

Tel rustig tot tien.
Eén
twee
drie
vier
vijf
zes
zeven
acht
negen
tien.
Zo: in deze tien seconden zijn er op de wereld 43 baby’s geboren.
Wens ze alle 43 een gelukkig leven.

vrijdag 26 december 2008

Gevonden

In de geheime ruimte onder het zitje van de tractor in de garage: twee tutjes.

woensdag 24 december 2008

Zoek

Tutje, tutjeuh, tuwuwutjeuh... Crisis ten huize P. Prinsje T. staat troosteloos rechtop in bed. Twee van de drie tutjes zijn spoorloos. Eén tutjeuh volstaat duidelijk niet om te kunnen slapen. Tutjeh! Ottokar en Louise doorzoeken koortsachtig het hele huis. Waar kunnen tutjes zoal zoek geraken? Tutjeuh. Waar kunnen tutjes zich zoal schuilhouden? Verwijten heen en weer. Waarom leg je die dingen ook niet op een vaste plaats? Maar weet je dan zeker dat hij zijn tutje nog bijhad toen we van de fiets stapten? Tutjehehe!!! Kijk dan eens in je jaszak. Ik steek nooit tutjes in mijn jaszak. Tuuuuuutjeeuh! Maar zoek dan toch mee. Ik heb hem niet beloofd dat we dat tutje zouden terugvinden.
Na een half uur of zo staken Ottokar en Louise hun zoektocht. Ergens ten huize P. moet een zwart gat, een verdwijngat voor tutjes zijn. Prinsje T. is nog minstens een kwartier troosteloos. Dan valt hij in een diepe slaap. Hoeveel uren, vraagt Louise zich af, verliest de mensheid niet aan het zoeken naar tutjes?

dinsdag 23 december 2008

KNT

‘Wat was je aan het dromen?’ vraagt Ottokar lachend.
De wekker was al afgegaan, maar dat had Louise niet gehoord. ‘Hoezo?’ vraagt ze door een dikke waas van slaap heen.
Even later, als Ottokar al de kamer uit is, krijgt ze het antwoord: Prinsje T, die de nacht tussen hen in heeft doorgebracht, knijpt zijn ogen dicht en begin langgerekt te kreunen.

maandag 22 december 2008

Maar wie dan wel?

- Genen enkele.
- Neen, neen, dat is waar. Voor ’t ogenblik genen enkele.
- De Steve vroeger, dat vond ik nog ne schone mens.
- Ja. Die wel ja. En hij kon goed koken.
- Hoezo dadde?
- Die heeft toch een kookboek geschreven, de Steve?
- Dat is waar ja. En Celie, die had toch ook een kookboek, was het niet?
- Ja, maar als ge de Jean-Luc ziet: een gezond kookboek kan dat toch niet zijn he.
- Neen. Dat niet, neen. Weet ge wat mijn kleindochter zegt?
- Wat zegt ze?
- Ze zegt dat dieje zoon van de Gucht, allee hoe noemt em – dingese- dat dat ook nen hele schone is.
- Heeft die dan al ne zoon die…
- Ja ja, ge kon daarop stemmen. Daar stemmekik op, zei ons Kelly. Dat is ne schone.
- En zijne pa is toch ook wel, allee, dat is ook wel ne nette zo he.
- Maar daar hoort ge lijk niet zo veel meer van.
- Neen, spijtig toch. Ze zijn allemaal weg. En Leterme, ge moogt zeggen wat ge wilt maar…
- Hij had zijnen bril niet mogen wegdoen.
- Dat is het.
- Met zijnen bril had hij nog een beetje présence maar…
- Neeje. Geenen enkele. ’t Is waar.

(Opgetekend in september 2008)

woensdag 17 december 2008

Zegeningen tellen

Het schijnt een Chinees gezegde te zijn: ‘Geluk bestaat uit drie dingen: iemand om van te houden, iets om te doen en iets om op te hopen.’
Zo eenvoudig is dat.
Louise kijkt naar Ottokar en Prinsje T, naar haar agenda en naar haar bankrekening en beseft dat ze een verdomd gelukkig mens is.

dinsdag 16 december 2008

Woord van het jaar

Kijk, daar had Louise nog nooit van gehoord, van dat woord ‘swaffelen’. Noch van de praktijk van het ‘laten slingeren van het mannelijk geslachtsdeel en er moedwillig tegen een object mee aantikken’. Bij wiien, bankendomino en zweef-tv kan Louise zich nog iets voorstellen maar bij swaffelen doet ze dat eigenlijk liever niet.
Eerst had ze gelezen: het laten rondslingeren van het mannelijk geslachtsdeel, wat natuurlijk een nog net iets eigenaardiger bezigheid was.
Maar goed. Swaffelen dus. Verkozen door 57 procent van de 16.000 bezoekers. En nu vraagt Louise zich af: waar, hoe, hoe vaak wordt er dan geswaffeld? En is dat niet een beetje koud, zo in deze tijd van het jaar?

maandag 15 december 2008

Beloof niets voor je het eigenlijk al waar hebt gemaakt

… dus ook geen sociale experimenten die nog niet klaar voor gebruik zijn.
Dat komt ervan. Van een prinsje dat zich voor het eerst bewust is van Sinterklaas. En een Oma bij wie Sinterklaas een week later dan overal anders komt. Niet dat dat erg is, zo spreiden we het plezier. En nog meer als we een dag daarna binnenvallen in het huis met de prinsessen, waar we een wat verweesde houten trein en een plastic parkeergarage vinden die dringend wat meer aandacht nodig hadden. (Bij deze is het bewezen: prinsjes hebben een aangeboren voorkeur voor ballen, treinen en auto’s, prinsessen zijn genetisch voorbestemd voor Barbie).
Zodat Ottokar, Prinsje T en Louise nu leven in een duplodierentuin (inclusief Knut het ijsbeertje), in de schaduw van een grote parkeergarage, waar een houten trein tussendoorrijdt en een tiental pinguins proberen te ontkomen aan een gele auto met brullende motor, gierende remmen en een voorliefde voor antarctische bloedbaden.
Daarnaast moet Prinsje T nu zijn bed delen met Jules, die altijd als eerste zijn pyjama aan heeft. En het was al zo krap in dat bedje, met de dolfijn, het konijn, de giraf, Flappie en de drie tutten. Een hele brigade is dat die 's ochtends rond zowat half zes als één man paraat staat om naar de sponde van Ottokar en Louise te worden getransporteerd.

donderdag 11 december 2008

Dienstmededeling

Mocht u zich afvragen waarom er zo weinig activiteit is op deze blog (is het 'de' of 'het' blog, vraagt ze zich plots af): behalve hard aan het werken is Louise ook een klein sociologisch experiment aan het voorbereiden dat ze op deze blog wenst uit te voeren. Komt u vooral begin volgende week nog eens een kijkje nemen.
Daarnaast lijdt Louise momenteel aan een overdosis suiker ten gevolge van het bezoek van Sinterklaas aan een Prinsje dat geen snoep en chocolade lust. Alle suggesties ivm de omgang met de Zoete Verleiding zijn welkom. (Evenals suggesties over alle mogelijke vieze en andere producten die helpen om een teveel aan suiker uit je lijf te krijgen).

vrijdag 5 december 2008

Rosa nunquam doluit

Kijk, daar wordt Louise nu gelukkig van. Van een leraar Latijn die zijn klas ‘Mia’ laat vertalen en een prachtensemble als Capilla Flamenca die dat dan ook nog eens gepast op muziek zet.
Puik werk, zo op het eerste gezicht, die vertaling. Louise wou dat zij in die klas van meester Claeys zat. En wat een prachtige versie hebben die van Capilla Flamenca daarvan gemaakt! Zoals nog maar eens blijkt: Mia van Gorky is en blijft een voltreffer. Laat het Latijnse zusje maar de kersthit van het jaar worden.

donderdag 4 december 2008

Dit is een blog met reclame

Twee mijnheren. Toegegeven : één klein mijnheertje en één grote. Het kleine mijnheertje zit op de schoot van de grote. Hij heeft een fopspeen in zijn mond die de grote mijnheer er met lippen en tanden probeert uit te vissen.
Heen en weer, heen en weer gaat de fopspeen. Het is een spelletje dat ze regelmatig spelen. Een soort zoenen met een tut ertussen.

Het is ochtend. Daarnet, terwijl ik nog wat minuten slaap probeerde te stelen, ging de grote mijnheer het kleintje uit bed halen. ‘Wow! Ben jij al wakker? Jaha! Wakker! Ons kereltje is wakker!’ ‘Papa!’, klinkt het olijk uit de kamer. En dan gegiechel. Iemand is iemand aan het kriebelen. Ik hoor de twee joelend naar de woonkamer trekken.

(Als het goed is valt de rest van deze tekst morgen te lezen in de estafettecolumn van de Gazet van Antwerpen. Dat Prinsje T er is gekomen, zo zou u daarin kunnen ontdekken, is eigenlijk een beetje een wonder. Het ware verhaal van Prinsje T leest u ook in het boek dat u hier rechts ziet aangeprezen. De organisatie 'De Verdwaalde Ooievaar' wil er het best verkopende boek van deze kerstdagen van maken. U mag altijd een handje helpen. )

woensdag 3 december 2008

Iets uit te leggen

Prinsje T heeft gisterenavond voor de eerste keer een wortel in zijn schoen gelegd (maar niet voordat hij hem zelf half had opgegeten).
Deze ochtend was hij helemaal niet verrast. Hij hurkte bij het schoentje en propte meteen alle letterkoekjes in zijn mond. De spekken en het marsepein vielen niet in de smaak. Prinsje T is een peutertje dat eigenlijk niet van snoep houdt, maar dat weet de Sint nog niet. Toen alle letterkoekjes in zijn mond zaten, keek Prinsje T naar Louise en zei: ‘Nog?’

dinsdag 2 december 2008

Omdat het al zo lang geleden is...

… dat we nog dit soort dingen deden.
Vanaf wanneer zet je die kerstboom eigenlijk? (zou de Sint het verkeerd oppakken als we al met het decor van de concurrent komen aanzetten?)
En hoe maak je een tweejarige duidelijk dat die kleine blinkende vruchtjes aan de boom niet om te plukken zijn?

zaterdag 29 november 2008

Altijd feest in de Lichtstad

‘Oh dat kan geen kwaad hoor. De gast in de kamer boven jullie zal het douchegordijn niet goed hebben dichtgetrokken. Het gebeurt wel vaker. Maar we zullen er morgen naar kijken en als we het niet kunnen repareren, krijgt u een andere kamer.’ Het was half twee ’s nachts en de nachtreceptionist stelde ons gerust terwijl in onze kleine badkamer via de spotjes in het plafond water naar beneden spatte.
‘Oh dat kan geen kwaad hoor’, herhaalde de Aziatische dagreceptioniste de volgende ochtend. ‘Maar als jullie er echt op staan, breng dan jullie bagage naar beneden, dan geven we jullie een andere kamer.’
We stonden erop, al was het maar uit principe. We kregen een andere kamer. Het was zo’n klein kamertje dat je geen plaats had om je koffer neer te zetten. Dat was het enige verschil.


&
Louise is altijd bang dat de deuren van de metro tussen haar en de rest van het gezelschap zullen dichtklappen. Om een of andere reden is ze altijd de laatste die op de metro stapt en staan er altijd al een hoop ruggen in de deuropening.


&
Het fijne aan tentoonstellingen is dat je er zaken ontdekt die je niet verwachtte. Zo had Louise verwacht dat fotoreportages uit de VS van Henri Cartier-Bresson en van zijn grote inspiratie Walter Evans de moeite waard zouden zijn en dat waren ze ook. Beelden van armoede en trots die hand in hand gaan. Van menselijke waardigheid en hoop op de proef gesteld.
Maar er waren andere verrassingen. Zoals het prachtige art-decogebouw waarin de Fondation huist. En de kleine foto van een vrijend koppel die ergens in een hoekje op de bovenste verdieping hangt, waar je er stiekem naar kan kijken, en die Louise verraste met zijn haast kinderlijke intimiteit. En het exemplaar van Harper’s Bazaar –opengeslagen op de reportage van Truman Capote, met wie Henri Cartier-Bresson onderweg was in het diepe zuiden. Bam. Wat een journalistiek! Wat een heldere precisie van beelden. Wat een overrompeling! Louise werd jaloers en treurig tegelijk. Treurig, omdat er voor dergelijke journalistiek geen plaats meer lijkt te zijn in onze Vlaamse pers. En ze had meteen een eerste item voor haar boodschappenlijstje bij Shakespeare & co.


&
M’as tu vu krijgt een geheel eigen betekenis bij een glas champagne in de duisternis van de Buddhabar.









&
Hoe gedreven kan een mens zijn? Dertig jaar lang schilderde Claude Monet de waterlelies in zijn vijver. Twaalf jaar van zijn leven, met die haast blinde ogen van hem, wijdde hij aan de grote muurschilderingen die nu in het musée de l’Orangerie hangen. Als Louise voor de tweede keer in haar leven die ovalen zaal binnen wandelt en die dikke klodden en vegen verf bewondert, overvalt haar een gevoel van dankbaarheid voor zo’n groot geschenk aan de wereld.


&
Sylvia Schwartz zong die hele bonbonzaal van le Châtelet vol met haar prachtige warme stem. Sting had daar een microfoontje voor nodig, waarin je hem te pas en te onpas hoorde hijgen. Of hoe zelfs een rabiate fan soms ook teleurgesteld kan zijn.


&
Ottokar en Louise stonden allebei met hetzelfde boek aan de kassa van Shakespeare & Co. Het was elf uur ’s avonds en de baas was druk bezig te proberen zijn klanten de deur uit te krijgen, terwijl iemand achterin op de piano ramde.
Als er een prijs bestaat voor de journalist met het meest foute kapsel dan maakt Malcolm Gladwell er alvast aanspraak op. Zijn Tipping point is een wereldwijde bestseller waar Louise en Ottokar nog nooit van gehoord hadden. Het boek maakte dat de terugreis naar Brussel zo om was. De man werkt natuurlijk niet voor niets bij de New Yorker.

&
Prinsje T was alleen in gedachten mee.

vrijdag 28 november 2008

Maar ook omdat de kruiden er zo lekker zijn

Prinsje T, Ottokar en Louise zaten vanavond met z’n drietjes Suske en Wiskes te lezen bij Mama Wong en haar kruiden*. Voor wie nog niet is ingewijd: Mama Wong is gewoon de lekkerste Aziaat in Groot-Leuven. Een fijn decor, democratische prijzen en vooral: Mama Wong kan echt waar toveren met haar kruiden.
En er liggen stapels Suskes en Wiskes. Wat wil een mens nog meer?

(*) Naamsesteenweg 178, 3001 Heverlee, tel 016 22 82 12, fax 016 23 86 82 (want om een of andere duistere reden blijkt Mama Wong en haar kruiden niet terug te vinden in de gouden gids)

dinsdag 25 november 2008

woensdag 19 november 2008

De slaap van zigeunerkinderen (2)

Het gonst in de Drij Coppen* van woensdagmiddagkransjes tussen de boeken. De cocon waarin ik zit –privémuziek in de oren en de nota’s waaraan ik werk– wordt doorprikt als een warm ingepakt peutertje, nog vers op de beentjes, langs de zware houten tafel dribbelt. Pas daarna zie ik de oude zigeunervrouw en haar uitgestoken hand, tussen de lederen fauteuils, de koffiekopjes met fijn bloemendessin.
Onze ogen kruisen. Ik schud van neen. Ze knikt, ze lijkt haast dankbaar dat ik haar tenminste niet negeer.
Als het tweetal weer op straat staat, gaan de dames rond de tafel aan het praten. Dat ik blij ben dat het kleintje niet sliep, zeg ik. ‘Het overvalt je zo’, zegt een andere mevrouw. Pas dan merk ik het spoor dat dat zigeunerpeutertje heeft achtergelaten in mijn gemoed: daar liep Prinsje T met verrukt gezichtje het boekencafé door en weer de straat op.

Uren later nog gaat het door me heen: het sliep niet, dat kindje. Misschien had ik daarom alleen al iets moeten geven. Maar als je iets geeft, kan dat kindje dan sneller naar huis? Of moet het dan, na bewezen succes, alleen nog maar vaker de straat op? En als dat zo is, is dat dan erg of net leuk voor dat kind? En hebben zij een andere keuze? Vallen er eigenlijk zinvolle bruggen te slaan tussen onze wereld en de hunne? Altijd weer die vraag: geef je, of geef je beter niet?

(*)de mooiste plek van Leuven

De wegdeemstermaanden

Er zijn dagen dat Louise de honderd vierkante meter die zij haar huis noemt niet verlaat. In maanden als deze zijn er veel van die dagen. Louise oefent zich dan in tevreden zijn met het kleine. Van de slaapkamer naar de woonkamer en van de woonkamer naar het bureau. Er vallen niet veel passen te zetten. Je komt er niet veel mensen tegen (behalve –tijdens de ochtenden en de avonden– Prinsje T en Ottokar). Er gebeurt niet veel.

Het leven krijgt zo iets waakvlamachtigs. Ze wil wel naar buiten, tenminste, dat denkt ze. Of ze vindt dat ze voor haar eigen gezondheid naar buiten zou moeten. Maar haar dagtaak zit er nog niet op of het is al donker, en het regent. En Louise voelt dan niet de minste sturm und drang om naar dat natte donkere buiten te gaan.
Sommige mensen schrijven daar boeken over, over het kleine nietsige dat het leven kan zijn. Sommigen weten daar literatuur van te maken.

Persoonlijk denkt Louise dat een soort winterslaap van de Grote Verwachtingen nog zo gek niet is.

dinsdag 18 november 2008

De top 5 van de favoriete bezigheden van Prinsje T

1. Kolíjn kijken *
2. Dolfíjn kijken**
3. Kíkker kijken***
4. Tíjger kijken****
5. Aápje kijken bij óma*****
De accenten wijzen op de dwingende toon waarmee het kijken in kwestie wordt opgeëist.


* Nijntje op de dvd
** Deze, om precies te zijn
*** ET, soms twee keer per dag de hele film
**** Zoals deze
***** Oma heeft een dvd van baby Einstein. Het is nog maar de vraag of al dat kijken een Einstein oplevert of eerder een couchpotato. Iemand een idee vanaf hoeveel uur per dag het laten kijken naar dieren op beeldschermen allerhande gelijkstaat met peuterverwaarlozing?

donderdag 13 november 2008

Dat filmpje van Sigur Rós

Sinds Louise een kind heeft kan ze heel veel niet meer.
Ze kan niet meer lezen over dodelijk melkpoeder in China, niet meer terugdenken aan dat Palestijns jongetje dat in de armen van zijn vader werd doodgeschoten, niet meer kijken naar vluchtende moeders en kinderen in Goma, niet meer lezen over een Indiaas kleutertje dat in een ongebruikte waterput tuimelde en niet meer gered kon worden, niet meer horen over een moeder die haar zoontje vergiftigt met adhd-medicijn zonder dat het Prinsje T is die doodgaat van een duurbetaalde papfles, die zich huilend voor de kogels wil verbergen, die overgeleverd is aan cholera, die vastzit in die put terwijl reddingswerkers hem proberen uit te graven, die dat verdomde medicijn moet slikken.

Prinsje T werd de voorbije twee jaar vergeten in een autostoel, verpletterd door een garagepoort, overreden door de suv van zijn papa, aan flarden gescheurd door de pitbull des huizes.

En zonet nog schrok Louise zich verrot van dat filmpje van Sigur Rós, want niemand anders dan Prinsje T was dat kleine achterblijvertje dat als laatste van die klif sprong en niet zoals de anderen ging vliegen.

Het is maar een filmpje, het is maar een filmpje schreeuwt ze in zichzelf om haar bonkende hart tot bedaren te brengen. Maar dan vraagt een andere, donkere stem: en wat te denken van het feit dat kinderen dit filmpje kunnen zien?

maandag 10 november 2008

Iets met boeken (3)

Wat valt er te zeggen?
Dat schrijvers wat ze willen vertellen het beste verwoorden in hun boeken, dus is het dan wel zo’n slimme keuze om hen ‘de grote ideeën’ nog eens op een andere manier uit de doeken te laten doen?
Is over WOII schrijven voldoende overeenkomst om twee schrijvers bij elkaar te zetten?
Is het überhaupt een goed idee om twee schrijvers bijeen te zetten rond zogenaamd gemeenschappelijke thema’s?
Het antwoord lijkt me: neen. Een schrijver en zijn boek, dat is iets unieks. En er is van alles dat ik daarover te weten wil komen. Maar twee schrijvers laten debatteren over de ideeën in hun boeken, dat lijkt me zoiets als twee vaders met elkaar laten debatteren over de karaktertrekken van hun kind.

En over dat laatste gesproken: is het fijn om de auteur van Omega Minor te horen zeggen dat hij ondanks alles vader is geworden? Absoluut. Dat maakt me toch weer blij dat ik naar Iets met boeken heb gekeken.

woensdag 5 november 2008

Respect

Prinsje T kijkt naar de televisie en wijst met zijn vingertje naar een man van wie hij de afgelopen maanden voortdurend beelden heeft gezien.
‘Mijnheertje!’ roept hij uit.
‘Ja’, zegt Louise. ‘Een hele grote mijnheer.’
Prinsje T. denkt even na en zegt dan: ‘Oók een meneer!’
Dat ‘ook’ is een soort van superlatief. Prinsje T vindt in zijn doosje met woorden niet altijd wat hij nodig heeft om te zeggen wat hij zou willen zeggen. En deze keer vindt ook Louise dat niet in het hare.
Dus neemt ze Prinsje T op haar schoot en zegt ze: ‘Kijk maar goed naar deze mijnheer’, in de hoop dat in die prinselijke hersentjes, die nog niet klaar zijn voor levenslange herinneringen, toch een spoor zal blijven hangen van wat vannacht gebeurd is.

dinsdag 4 november 2008

Watje

Wat Louise nu al weet, is dat als morgenvroeg Barack Obama de overwinning claimt, zij tranen met tuiten zal huilen. Zoals ze dat gedaan heeft toen ze hem voor het eerst hoorde speechen en elke keer als ze het filmpje ziet waarop hij zegt: ‘I stand before you today to announce my candidacy for President of de United States of America.

Een watje, die Louise, en hoe ouder ze wordt, hoe erger. Geef haar
om het even welke film met Julia Roberts
twee mevrouwen die trouwen in een witte prinsessenjurk
een doodzieke mama die voor haar zoontje een verjaardagsfeest bouwt
de herinnering aan toen Prinsje T ter wereld kwam
Runeke’s litanie van Willem Vermandere
Leonard Cohen die zijn zangeressen If it be your will laat zingen
en dus ook dat filmpje met die knappe zwarte mijnheer

en in de beslotenheid van haar huis, met alleen Ottokar in de buurt die haar een beetje uitlacht­, laat ze haar tranen de vrije loop.

Dus vanavond zet ze alvast haar wekker vroeg en de doos met plukzakdoekjes klaar. En ze hoopt van harte dat ze er daar veel van zal nodig hebben.

maandag 3 november 2008

Zo zou het normaal gezien gegaan zijn

Het natte grind knerpt onder haar voeten, de mist versnelt het duister van de valavond. Prinsje T, die kleine grafschenner, schept wat kiezels in zijn vuistje en werpt ze joelend in het rond.

Het is weer zoeken naar het graf dat zich ieder jaar verplaatst –of is dat omdat er weer nieuwe doden zijn?
Daar legt ze de witte orchidee, één, zoals hij er bij zijn leven aan zijn jarige vrouw gaf, een eerbetoon aan hun liefde. Ze bewondert het bloemstuk dat zij voor hem heeft gemaakt.

‘Je opa…’ wil ze beginnen, maar Prinsje T is al gaan lopen, duikt weg tussen de zerken, zoveel leven in deze dodentuin.

Ottokar gaat een eindje wandelen, hij weet dat zij op dit moment, al is het maar een minuut of twee, bij dit graf de rekensom maakt van alweer een jaar. Van wat ze gedaan heeft met dat leven dat ze van hem gekregen heeft. Soms vraagt ze raad, vertelt ze hoe ze in het duister tast. Nu zegt ze: ‘ik denk dat je wel tevreden zou zijn.’

Nadien doen ze hun jaarlijkse ronde langsheen de doden en hun verhalen. Het Vietnamese meisje Zon dat niet over het verdriet geraakte weggegeven te zijn. Malvin, van het snoepwinkeltje, waar je voor één frank drie zuurtjes kreeg –ze telde ze één voor één met haar kromme vingers. En tenslotte mevrouw H., haar oude lerares Grieks, die haar voor altijd de liefde voor de klassiekers bijbracht en die thuis gestolen mozaïeksteentjes uit Pompeï had liggen.

Louise ging dit jaar niet naar het graf van haar vader. Het virus hield haar in bed. Maar dat geeft niet, het is niet onder die steen dat hij voortleeft, maar onder haar huid en in de grote blauwe ogen van een Prinsje.

zondag 2 november 2008

Iets met boeken (2)

Hoera. Het ging over boeken.

donderdag 30 oktober 2008

De slaap van zigeunerkinderen

Ze zijn altijd aan het slapen, de kinderen op de schoot van zigeunervrouwen. Baby’s , peuters, soms zelfs kleuters, altijd: slappe lichaampjes, de ogen dicht. Ik wil niet weten wat de oorzaak daarvan is. En wat de gevolgen zijn.
Maar is er iemand, iemand, die alsjeblieft wil nagaan hoe het zit, met die slapende kinderen op de schoot van de zigeunervrouwen?

woensdag 29 oktober 2008

Zo

Wij verrichten dagelijks een paar wonderen. Geen grote dingen, dat niet. Je moet gewoon heel goed kijken.

dinsdag 28 oktober 2008

Snoertje

Eerst komt de keelpijn. Dan de hoest. Een hardnekkige hoest die je longen binnenstebuiten keert. Dan gaat het virus je spijsvertering te lijf. Binnenstebuiten, u wil de details niet weten. ‘Maar’, zegt de oma van de vriendin van Louise ‘als het in je buik zit, is het einde nabij.’ Louise, al sinds ze uit de Ardennen terug is aan het vechten met het virus, leeft dus op hoop. Voor wie nog aan het begin van het snoertje zit: slapen. Dat helpt.

maandag 27 oktober 2008

Iets met boeken

‘Was dat de naam van het programma?’, vraagt Ottokar? Louise knikt.
‘Wel dan zei dat toch wel redelijk goed waar het om ging?’, vervolgde Ottokar.
Dat moest Louise toegeven. Vooral dat ‘Iets met’, was redelijk accuraat.

Maar wil zij nu net één van die tien (of is het drie?) procent Canvaskijkers zijn die al jaren hoopt dat de openbare zender nog eens met een boekenprogramma komt. Iets over boeken. Sterker nog: praten over boeken. (Zodat ze kan dromen, laten we wel wezen, over dat glorieuze moment waarop ze zelf aan die tafel kan schuiven en kan vertellen waarom ze in die ene scène van haar nieuwe roman dat gekke nevenpersonage in een raam laat staan, klaar om te springen, en dat andere personage Daedalus en Icarus laat declameren, en waarom zich net dan de allereerste liefdesscène ontspint)

De vrees moet wel echt diep zitten, denkt Louise als de aftiteling al loopt. De vrees die in televisieland voor boeken heerst. Want ze heeft in het hele programma nauwelijks iets over boeken gehoord. Het was een aardig gesprek, dat wel. Over interculturaliseren en zo. En heel toevallig hadden de twee gasten van het programma ook boeken geschreven. Maar daar kregen we verder nauwelijks iets over te horen. Het hadden evengoed twee politici, of twee sportlui kunnen zijn.

Zelfs praten over was niet echt aan de orde, bedenkt Louise. Het leek meer een kruisverhoor. Geknipt voor een adhd-er, die montage. Aan bedachtzame pauzes en gefronste wenkbrauwen doen ze hier niet. Alles werd in een sneltreinvaartje afgehandeld, het camerabeeld zo gekadreerd dat je alleen een gezicht zag spreken. Zo heet, dat praten over iets wat met boeken te maken heeft, dat we er zo snel mogelijk door moeten. Alsof we over een vuurbedje lopen. Geknipt voor youtube, zo’n montage. Maar is Louise nu echt de enige die na een dag internetten en beeldschermwerken ernaar snakt om haar geest wat ruimte en rustigheid te gunnen?

‘Ach, het was best wel interessant’, zegt Ottokar. En Louise bedenkt dat ze inderdaad nog eens opnieuw zal kijken. Minstens één keer. Omdat ze toch wel heel benieuwd is hoe P. zich in dit letterendrafje zal gooien.

zaterdag 25 oktober 2008

Een kwartier

Er plakte een gele post-it op de affiche met de uurregelingen. Ik las: ‘diner chez moi ce soir?’ Verderop kleefde nog een post-it. En nog een. Toen zag ik dat er ook post-its tegen de zuilen kleefden, op de vloer, tegen de wanden, op de vuilnisbakken, tegen de affiches voor de tgv. Overal stonden een paar woordjes op. Alledaagse zinnetjes, uitspraken, vragen, bedenkingen. Het was fascinerend.

Toen zag ik iemand van het stationspersoneel de post-its verwijderen. En nog iemand. En de mevrouw van een van de winkeltjes, ze had een hele lap post-its verzameld en liep hoofdschuddend rond. Mensen namen foto’s, een jonge kerel was aan het filmen. Ik vroeg hem wat er aan de hand was.

Het was een project van een studente van La Cambre, zei de jongen. Om de overdreven surveillance in de stations aan de kaak te stellen. Mensen, voorbijgangers, hadden geholpen. Een zwerm gele post-it’s had zich over de stationshal verspreid. Een kwartier had het geduurd. Toen begon het stationspersoneel de post-its te verwijderen. Alsof er staatsgevaar in schuilde.

woensdag 22 oktober 2008

Slaap

Een oortje. Dat is ongeveer alles wat je ziet in het duister van de kamer, met alleen het licht van de gang door de nauwelijks geopende deur. Een groot donsdeken en in de hoek van het reisbed dat oortje. En als je heel stil bent hoor je het zachte ruisen van een adem. En soms het sabbelen op een tut.
Iedere avond sluipen Ottokar en Louise de kinderkamer binnen.
Voor dat oortje.

maandag 20 oktober 2008

A man still working for our smile

Als je zo veel bloedmooie teksten en songs hebt geschreven als Leonard Cohen, zou dat dan op zich niet al volstaan om je op je 74ste gelukkig te voelen?
Dat vroeg Louise zich af terwijl ze op het podium van een nokvol Vorst Nationaal een oude man met een hoed en magere handen met het uur jonger zag worden. Haar leven wandelde voorbij, van Suzanne bij het kampvuur en The Partisan op een eenzame studentenkamer tot Boogie street dat ze op een autoradio hoorde toen ze opeens verrast de donkerste der stemmen herkende.
Misschien haperde het Hallelujah hier en daar, misschien klonk het allemaal wat trager dan in haar herinnering, maar ‘there’s a crack in everything, that’s where the light comes in’.
Als hij, al in de bisnummers, First we take Manhattan zingt, ben je de broze handen en nek vergeten, en geloof je hem voor de volle honderd procent.

vrijdag 17 oktober 2008

Vier vragen en een vaststelling – wat Louise meebracht uit de Ardennen (deel 5)


Vaststelling: Gedurende twee uur uit je raam naar de rivier staren is bijzonder heilzaam.

donderdag 16 oktober 2008

Vier vragen en een vaststelling – wat Louise meebracht uit de Ardennen (deel 4)

Vraag: Zou je ‘plezierzoeker’ een persoonlijkheidskenmerk kunnen noemen? Of moet je dat een afwijking noemen? Is het aangeboren? En wat voor zinnigs kan je daarmee aanvangen?

woensdag 15 oktober 2008

Vier vragen en een vaststelling – wat Louise meebracht uit de Ardennen (deel 3)

Vraag: Hoe verzoen je de noodzaak om te bewegen met het verlangen om te lezen en te schrijven?

dinsdag 14 oktober 2008

Vier vragen en een vaststelling – wat Louise meebracht uit de Ardennen (deel 2)

Vraag: Hoe maak je de uren en de dagen weer zo lang en vol als toen je nog een kind was? (En heeft het gebabbel daar mee te maken?)

maandag 13 oktober 2008

Vier vragen en een vaststelling – wat Louise meebracht uit de Ardennen (deel 1)

Vraag: Hoe geraak je af van de dikke laag gebabbel tussen jezelf en de dingen?

zondag 12 oktober 2008

Echt waar



Dit is vooralsnog niet de Ardennen en wat mij dat heeft opgeleverd.
Dit is de geldautomaat naast de bioscoop die op dit moment geheel uit eigen beweging afschriftjes uitspuwt. Allemaal blanco.

zondag 5 oktober 2008

Dienstmededeling

Louise duikt de volgende dagen met een stapel boeken en haar laptop onder op een geheel internetvrije plek. Ottokar en Prinsje T. krijgen onder de toren het rijk voor zich alleen en u bent van harte uitgenodigd om vanaf volgende vrijdag hier te komen kijken wat een week in de Ardennen Louise zoal heeft opgeleverd.

vrijdag 3 oktober 2008

Wat Louise begrijpt en wat niet

Dat van die banken is iets wat Louise niet zo goed begrijpt. Wat fijn, denkt ze, dat ik me geen zorgen moet maken: geen geld is geen geld te verliezen.

Voor wie minder naïef door het leven wil gaan, blijkt geschiedenis een interessant vak.

donderdag 2 oktober 2008

Dagelijks brood

‘Alsjeblieft. Geniet ervan!’ zegt hij als hij mij het broodplankje voorzet. Hij glimlacht erbij. Hij zegt het met een zekere aandrang die maakt dat ik haastig de werktekst die ik bij me heb opzij leg en me volledig aan het gedesemd brood, de geitenkaas en zongedroogde tomaten wijd.
Ik die dacht dat dit etablissement er een was waar het bedienend personeel geselecteerd werd op hun capaciteit om klanten af te snauwen. Niet dus. Of niet meer. Hij lijkt het te menen. Hij zegt niet het standaard ‘smakelijk’. Hij zegt ‘geniet ervan’ en het lijkt of hij mij echt oprecht een fijne maaltijd wenst. ‘Was het lekker?’, vraagt hij als hij afruimt. Ik proef het nog een beetje na.

dinsdag 30 september 2008

Prinsje T. en de grote boom

‘Eekhorentje!’, zei Prinsje T. Hij stond aan de andere kant van een grote boom met kaarsrechte hoge stam. We hadden het eekhoorntje samen omhoog zien spurten, tot in de kruin.
‘Eekhoorntje!’
Prinsje T. heeft geleerd te roepen naar wat hij verlangt. Tutjeuh! Piaah! Niet zeurderig, niet dreinerig, maar opgewekt, in het volle besef dat wat hij roept zal komen. Waar hij ze ook heeft gedropt tijdens zijn spel, zijn tutje en Flappie, het aan alle kanten bijgenaaide hondje van rode badstof, duiken altijd op.
Ik dacht dat hij om het eekhoorntje riep, dus joelde ik lustig mee terwijl ik naar hem toe stapte: eekhoorntje!
Pas dan besefte ik dat Prinsje T. helemaal niet riep, maar al gewoon aan het praten was. Tegen het eekhoorntje, dat aan zijn kant van de boom halverwege de stam eekhoorntjesstil zat te luisteren.

zaterdag 27 september 2008

Onder andere voor Flora

Je hebt even niet opgelet en plots is iedereen uitgestapt, behalve die vrouw op de bank voor je. Je had haar nog niet gezien. Op de bank tenminste, want je hebt het gevoel dat je ze wel van ergens kent. Ze kijkt je aan. Vriendelijk. Ze heeft groene ogen met spikkels goud erin. Ze moet ongeveer dubbel zo oud zijn als jij, de rimpels rond haar ogen lachen. Je knikt, om maar iets te doen en zij zegt:
‘Jou moest ik hebben. Hier.’
Ze reikt je een kartonnen doosje aan. Voor je het goed en wel beseft, heb je het aangenomen.
Je staart naar het doosje, naar haar, je wil het deksel er af tillen maar dan legt ze snel haar hand op jouw hand en schudt haar hoofd.
Wie bent u?, wil je vragen, maar dat klinkt zo onbeleefd.
‘Je moet er iets insteken’, zegt ze.
‘Oh.’ Haar hand die ene seconde voelde warm.
‘Drie wensen’, zegt ze. ‘En ze komen zeker uit.’
Je kijkt naar het doosje en dan naar haar.
‘Het is belangrijk dat je je wensen heel zorgvuldig kiest’, zegt ze nu. ‘Want ze komen echt uit.’
‘Oh’, zeg je nog eens. ‘Bedankt.’ Je lacht. Het ziet er niet eens een heel gekke dame uit. Ze is mooi gekleed. Verzorgd. De fuchsia rolkraagtrui staat prachtig bij haar millimeterkorte grijze haar. En die ogen, waar ken je die toch van?
Ze buigt zich wat naar je toe.
‘Normaal doe ik er maar één tegelijk. Maar ik had al veel vroeger moeten komen. Daarom krijg je er meteen drie.’ Ze knipoogt.
Dan pas merk je dat de trein gestopt is, mensen komen binnen. Je kijkt door het raampje. Daar staat ze, op het perron. Ze steekt drie vingers in de lucht en zwaait je na.

woensdag 24 september 2008

Alhoewel

- Wijn uit de kelder van Lando Casprini gedronken: check
- Gegrilde aubergines, cantuccini en Vin Santo genuttigd: check
- Naar Sting en zijn luit geluisterd : check
- Weggedroomd bij fonkelende lichtjes op heuvels: check
- Worstelen: euh
- Roman: bedoelen we die 93.414 aanslagen die ergens op de harde schijf staan te verpieteren?
- La casa degli artisti: de prijs al gevraagd, echt waar.

Zo, denkt Louise, dat is toch al een en ander dat de goede richting uit gaat. Nu nog de zaken op de juiste wijze met elkaar verbinden. Ergens ziet ze een schakel over het hoofd, maar welke, wat is toch die ontbrekende link tussen het leven en de dromen?

(Louise is ervan overtuigd dat ze een blinde vlek heeft. En als die helder wordt, wordt alles mogelijk. Alles.)

dinsdag 23 september 2008

Omdat dromen geen kwaad kan

Vrienden die blijven logeren in ons huis in Toscane. We eten aan een lange houten tafel tussen de olijfbomen –gegrilde aubergines, cantuccini en vin santo als toetje– en hebben het over het geworstel met onze nieuwste romans. Sting belt –hij is onze buurman– of we zin hebben in een glas wijn. Ach zeg ik, we hebben net zo’n goede fles uit de kelder van Lando Casprini ontkurkt. Komen jullie gerust hier een glas meedrinken.
Het is warm, de zon gaat snel onder. Sting heeft zijn luit meegebracht. Op de heuvels rondom ons fonkelen lichtjes.

Neen, dan heeft Flora Fleempaard echt wel meer kans om haar dromen waar te maken.

maandag 22 september 2008

De appeltjes van Alden Biezen


Hoe keurig de dames die rondlopen op de bloemschikhappening in de landcommanderij. Waar ooit de hospitaalridders woonden nu hun ridders van de schoonheid. Knipschaar in de hand, oasis in de aanslag.
De dames in hun mooiste najaarsjurken, hier en daar heeft er eentje een gloriosa op de hoed gespeld. Het is drummen voor zoveel bloemenpracht, er wordt geknikt en gekeurd, de camera paraat.

Maar dan diezelfde dames, op de parking onder de appelbomen. Hoe ze hun boodschappentassen uit de kofferbak halen. Hun mannen aanmanen om hoger, nog hoger aan de takken te schudden, hoe ze de appels optasten, veel, veel meer dan ze zelf kunnen eten. Zo gretig, zo gedreven, alsof het hun heilige plicht is die appelboer van zijn rijpe oogst te bevrijden.

zondag 21 september 2008

Daarom

Omdat de herfst het enige seizoen is
dat altijd zijn beloften waarmaakt
Het kleuren van de bossen
rot van gevallen bladeren
natte aarde, paddestoelen

De mist op een zondagavond
Met vaagweg een brandlucht
En hoe dat oude emoties oproept
Herinnert
aan eenzaamheid in koude jaren

Dan,
na de lange wandeling
Bij de openhaard een trappist

vrijdag 19 september 2008

Alle honger opgelost

Hij rekent verdomd goed, die Low Impactman. Intussen zijn de cijfers alweer veranderd, hoor ik net op het nieuws.

donderdag 18 september 2008

Lula Pena

Iemand had er naar geluisterd aan zo’n luisterpaal in de Fnac. Een mooie cd-hoes was het.
Dus ik luisterde ook. Maar die nieuwe luisterpalen in Fnac hebben weinig geduld. Een halve minuut en hup, naar het volgende nummer.
Vijfentwintig seconden akoestische gitaar hoorde ik, en dan een stem. Elk lied opnieuw: vijf seconden stem. Een stem die weerklonk uit een diepe spelonk van de ziel. Donker en omfloerst en met alle droefheid die een oor kan verdragen. Iemand had de fado herdacht. Helemaal in haar eentje. En daar een album van gemaakt. En dat album had ik in mijn handen.

Dan kom je thuis en wil je er meer van weten en merk je dat die cd waarvan je denkt dat het een nieuwe ontdekking is al tien jaar oud is. En niet eens in het land van de fado is opgenomen maar in een of ander klein Brussels productiehuis. Tien jaar geleden.

24 was ze toen. Op de Cd-hoes ziet ze er uit als een rauwere versie van Winona Rider in Autumn in New York. Hoe daar zo’n stem uit kon komen. Maar vooral: hoe het mogelijk is dat wij van die mevrouw nog maar zo weinig hebben gehoord. Tien jaar lang. En wat er intussen met haar is gebeurd. En of er dan niet ergens nog een nieuwe plaat is gemaakt? En wat een geluk dat er festivals als Sfinks zijn die er ons aan herinneren dat zoveel talent haast onopgemerkt voorbijvaart over de zeeën van de wereld.

De stem - het productiehuis - op Sfinks

woensdag 17 september 2008

Iemand moet me even iets uitleggen

De tekst luidde als volgt: “Mijn nieuwe t-shirts zijn schattig verpakt in een lief klein tasje dat ik thuis kan gebruiken om geheime dingetjes in te bewaren of om er spulletjes in te steken. Omdat het herbruikbaar is, is mijn nieuwe mooie etuitje milieuvriendelijk.”
Eén: hoe bewaar je geheime dingetjes in een volledig doorzichtig etuitje?
Twee: wat precies is er milieuvriendelijk aan het allerindividueelst in etuitjes verpakken van t-shirtjes?

Dit is voer voor de Low Impactman.
Overigens, de kleur staat me anders wel prima, met dank aan Flora Fleempaard ‘Neen, appelblauwzeegroen is geen turkoois’.
(Het is geloof ik appelblauwzeegroen, maar ik kan me vergissen, Flora?)

dinsdag 16 september 2008

Stopt Anna of stopt ze niet?

Zeg nooit dat je nooit meer gaat schrijven. Het is zo’n doodzonde.
(Paul, heb je dit gehoord?)

Ooit met tranen in de ogen naar een gedicht van Anna zitten luisteren. Het was in Watou. Piet Piryns interviewde haar. Zij las voor. Het ging over haar dochter die verongelukte. Het veegde meteen de vloer aan met de idee dat je niet goed kan schrijven over diep persoonlijk verdriet.

Wat het is

Het is wanhoop, beseft Louise terwijl ze ’s ochtends door het park fietst –het ruikt er al naar humus. Dat gevoel dat ze liever onderdrukt –doet niet zo mal, je bent gewoon nog niet goed wakker.

Waar komt dat knauwen toch vandaan?

De herfsttijloos waaiert paars over het grasperk. Misschien is het wel angst. Voor wat ze doet met de tijd, hoe ze die laat vergaan. Voor achteloos weggooien wat gekoesterd moet: de uren in het huis onder de toren en wat voor herinneringen daaruit komen. Voor alles wat ze ooit gedroomd en misschien nooit meer bereiken zal.

En ook angst is niet het goede woord. Het is het gevoel van de man met hoogtevrees die op een toren staat. Hij kijkt omlaag en weet dat de diepte hem verleidt.

Het is het besef dat je nooit genoeg dankbaar kan zijn.

maandag 15 september 2008

De letter i is zonet gaan lopen

Het is twee millimeter lang. Donkergrijs. Het lijkt te bestaan uit twee zuignapjes en daartussen een lijfje. Ik dacht dat het een scheef geprinte letter was, maar toen bewoog het. Het hield zijn kopje omhoog, tenminste, het richtte zich op en leek rond te kijken. Toen plooide het zich dubbel, als een omgekeerde u, het zette twee stappen en werd weer een i. Ik wilde het graag houden, als een vriendje. Maar ik was bang dat ik het per ongeluk dood zou vegen. Het is zo klein dat het gewoon over de snee van een vel papier kruipt. Ik heb het buiten op een blad van het terrasonkruid gezet. Ik hoop dat de letter i van terrasonkruid houdt.

(ps. Hoe klein komen rupsjes? En van welke vlinder zijn ze dan? Iemand verstand van wandelende i’s?)

Wat ze gezegd had

Als twee mensen van ruim middelbare leeftijd –hij wat kalend , zij wat uitgedijt– langs het terrastafeltje waar jij zit een hippe gezonde-sapjes- en hapjesbar binnenstappen, als ze drie minuten later, langs datzelfde terrastafeltje waar jij zit, weer naar buiten stappen en je mevrouw terwijl ze wegbenen hoort zeggen: ‘Het is dát wat ik zei, schat. Dat was vorige keer óók zo’, dan wil je weten wat ze dan wel gezegd had. Toch?

vrijdag 12 september 2008

Glenn

Het stond in bijzonder mooie letters en met sierlijke krullen tussen haar schouderbladen geschreven, de tattoeëerder was een echte kalligraaf.
Alleen, de man met de olijfkleurige huid en de snor die, hand op haar heup, zich met haar naar dat schermpje van de geldautomaat boog, zou je namen toedichten als Pedro, Juan, Rachid voor mijn part, maar Glenn?

donderdag 11 september 2008

Kijken naar die lucht

"Dolfijn" zei Prinsje T.
Als Prinsje T. "dolfijn" zegt, dan kan je er van op aan dat er een dolfijn te zien is. Ergens.
Het kan een reclamefoto op de voorbijrijdende bus zijn, een wiebelding in de speeltuin dat met een zekere mate van abstractie herkend kan worden als een flipper, een minuscuul icoontje op pakweg, het blikje tonijn, dolfijnvriendelijk, u weet wel, maar er ís altijd een dolfijn. Geen vis overigens, vergis u niet, als er een vis te zien is, zegt Prinsje T. "Visje!".

Deze keer keek Prinsje T. naar de lucht. Daar sprong ie. Wit en wolkig maar het was absoluut zonder enige discussie een dolfijn. Voor even. Toen werd ie iets anders. Mijn camera was te laat.

Wolken kijken, wij hebben het hem niet eens voorgedaan.

Vanuit Louise's raam onder de toren

Zoef

Ik wou dat mijn laptop naar de deeltjesversneller kon.

Alles

Tracht, zo zegt de yogaleraar onder de toren, alles wat je doet zo te doen alsof het de allereerste keer is.

woensdag 10 september 2008

Niets

Kijk, dit is nu een stukje om jaloers op te zijn.
Niet alleen omdat je ook op dat pleintje zou willen zitten. Maar ook omdat het zo'n mooi stukje is. Iets wat Louise zelf in Wonderland had willen kunnen schrijven.

Obstakel

Het Wit Madammeke, vaste waarde op de jaarkermis in Louisetown, is verhuisd naar het stationsplein. Dat maakt de kans groter dat –als ze om iets na zes uit een overvolle trein stapt die vertraging had ten gevolge van een obstakel op het spoor in Tubeke– Louise geconfronteerd wordt met de geur, de aanblik, de zuivere gedachte aan het genot van smoutebollen. Het is iets over zes. Over een uurtje gaat ze eten. Maar er was dat obstakel op het spoor dat in het Frans onverbloemd une personne sur la voie heette en al die bijzonderheden die Louise zich daar liever niet bij voorstelt en al die treinen en uurroosters overhoop en die massa op de proef gestelde passagiers die naar hun gsm grepen en er is al zo weinig nodig om Louise te doen kapseizen en het is niet iedere week kermis en dus mag het, vindt Louise. Alleen geen negen. Voor vier euro. De kleinste portie die geafficheerd stond.
Dus stapt ze naar het smoutebollenkraam met een offer , vindt ze, they can’t refuse.
Vier smoutebollen, zegt ze, voor twee euro.
Negen? Vraagt het smoutebollenmeisje dat Louises taal niet echt machtig is.
Goh, neen, negen is echt teveel, kan ik er geen vier krijgen, voor twee euro?
Het meisje weet niet wat ze er mee aan moet en keert zich naar haar collega die even jong maar Nederlandskundig is.
Hij keert de bus poedersuiker om boven de puntzak en schudt resoluut het hoofd: negen is het minimum

dinsdag 9 september 2008

Zuster Lucie

Het huis waarin ze woont, is vergroeid met de lagere school. Met z'n tweeën zijn ze er nog, om het Christelijke vuur brandende te houden. “Ik ben vandaag nog in alle klassen geweest. Ik zorg voor de verdeling van de uitgaven van Averbode, u weet wel : Zonneland, Zonnekind, Zonnestraal, Dopido, Doremi.”
Ze is al zestig jaar zuster. Bij de Dochters der wijsheid. “Maar meestal zeggen we de zusters Montfortanen, want dat klinkt bekender in de oren.” Of in het klooster gaan een roeping was? “Oh, ik weet dat niet. Het is niet dat je iemand hoort zeggen ‘kom’.”
(uit oud werk)

Zuster Lucie, klein, pittig en de spil van een bloeiende handel in ‘goede werken’. Ik ontmoette haar in 1999. Ze was er 84 toen. Ze had een donzig gelaat en nauwelijks rimpels. In haar woonkamer, waar ze me samen met zuster Constance ontving, geurde het naar koffie. Er waren koekjes, de journaliste en de fotograaf werden goed onthaald.

Alleen al voor het opsommen van al haar bedrijvigheden had ik in de krant twee paragrafen nodig. Kosovo, Roemenië, Bosnië, de voedselbanken, Plan International, Wereldmissiehulp, Bond Zonder Naam, de Blinden, de Bouworde, de vluchtelingen in het dorp, het Parochieblad, de jaarlijkse reis naar Lourdes…
Een eenvrouwsbedrijf was ze, zonder secretaresse of computer.

Er zijn nonnen. Er zijn bijvoorbeeld de nonnen die van internaatsjaren een hel maakten. En er zijn zusters, zoals zuster Lucie. Zo’n zusters die in de ogen van kleine kinderen misschien nog het meeste lijken op een lieve fee, of het nichtje van Sinterklaas - en de Paasklokken staan in hun garage. Zusters waarvan je echt zou willen dat ze onsterfelijk zijn. Niet omdat je gelovig bent, maar omdat je het fijn vindt dat er mensen zijn die dat kúnnen zijn. Op precies dezelfde manier zoals je het fijn vindt om onder een toren te wonen.

Die torens, ze worden niet meer gebouwd. En met elke deur van een kerk of kapel die op slot gaat, verdwijnt er iets. Op het einde van ons gesprek zei zuster Lucie:

“Ze hebben Onze Lieve Heer niet meer nodig. Dat voelt toch pijnlijk aan. Dat wij zogezegd de laatsten zijn. De laatste doet de deur dicht en het licht uit.”

Zelfs zusters kunnen zich niet verbergen voor het internet. Ik google haar op en vind haar naam in de blog van de schepen van onderwijs van de gemeente waar ik haar negen jaar geleden opzocht. In december vorig jaar verhuisden zuster Constance en zuster Lucie naar een serviceflat. Na bijna een eeuw ging in de kleine Montfortanengemeenschap bij de school de deur dicht en het licht uit.

maandag 8 september 2008

De schrijfster in mijn straat

Maria Rosseels woont in mijn straat. Dat zag ik toen ik mijn lange nieuwe straat eens niet naar de ene, maar naar de andere kant uitliep.
Haar naam staat in grote letters op de brievenbus.
Zo’n huis, dacht ik. Zo aardig en eenvoudig, witgekalkt, met geraniums op de vensterbanken en zo knus tegen de voet van de heuvel aangeschurkt. Echt het huis van een schrijfster.

En of je het zou kunnen maken om bij zo iemand aan te bellen. En wat je dan zou zeggen: ‘Dag mevrouw Rosseels. Ik heb helaas nog geen boek van u gelezen, maar Dood van een non stond in mijn vaders boekenkast. Ik zou u graag leren kennen.’

Mijn vader had een grote boekenkast. Er waren massa’s titels, maar een knoert met de titel Dood van een non, dat maakte indruk op het kleine meisje dat ik was. Er moest wel iets speciaals zijn aan de dood van een non, dat je daar zo’n dik boek over schreef. Misschien was een non die doodging wel iets heel uitzonderlijks.

Dat laatste leek te kloppen. De nonnen in de school waar ik naartoe ging, hadden stuk voor stuk geen leeftijd. Hun huid was van het doorzichtige bleekroze dat je ook bij baby’s ziet. Ze hadden geen rimpels –omdat ze geen zorgen hebben, zei mijn moeder– maar er groeide een soort dons op hun aangezicht. Ze roken een beetje zurig. Misschien waren ze wel heel oud en onsterfelijk. En eentje was dan toch dood gegaan. Daar had Maria Rosseels een boek over geschreven.

Ik ben er altijd van uitgegaan dat ik het boek ooit zou lezen. Misschien moet ik dat maar eens doen, dacht ik, voor ik ga aanbellen aan dat huis. En hoe oud zou die mevrouw intussen zijn?

Ze is geboren in 1916, lees ik nu in Wikipedia. Ze zou in oktober 92 geworden zijn, als ze niet drie jaar geleden gestorven was, in Brasschaat. Barones Maria Rosseels woont niet in mijn straat. Soms is het leuker niet alles te weten.

donderdag 4 september 2008

Voorbijgefietst.

Bientje?

woensdag 3 september 2008

Werken onder de toren (1)

Hij is zo’n vijf centimeter groot en hij lacht breeduit. Hij kwam met de instructie: Zet mij met mijn gezicht naar de deur. Zo breng ik geluk.

Dat houdt wel steek, vond Louise. Iets dat alles wat binnenkomt lachend tegemoet ziet. Als kantoorhulp kan dat tellen.

Alleen: naar welke deur laat ze hem kijken? Die naar de gang, waar eigenlijk alleen maar zo rond zes uur ’s avonds Prinsje T. komt binnenhuppelen? (Mama! Mama!, roept hij maar als ze hem wil kussen, is hij alweer op weg naar iets anders.) Of de deur naar het balkon, waar soms de kou en soms te veel zon, soms een bromvlieg of een wesp en vaak de sigarettenrook van Ottokar naar binnen waait?
Of zet ze die kleine boeddha uit Thailand met zijn gezicht naar het computerscherm, waar het internet, die roddeltante, de wereld over haar uitstort?

dinsdag 2 september 2008

Zoals bij Pictionary

‘Bientje’ Roept Prinsje T. ‘Bíentje!’
Het is dringend. We zitten op de fiets, hij wijst. Het wordt al jammeren nu. ‘Bientjehe!’ Hij stampt met zijn voeten en schudt zijn hoofd. Waarom rijdt die domme mama daar nu aan voorbij? ‘Neehee! Bieieieientje!’ Hoe kan ze mij nu niet verstaan, ze verstaat toch ook al eepad, of ifwaf of offietuur*?
En ik wil hem wel ter wille zijn maar God mag weten wat een bientje is.
Probeer het dan eens op een andere manier, wil ik hem vragen. Maar hij houdt het bij dat ene woord. Zoals wanneer je Pictionary speelt, en iemand altijd maar diezelfde rare lijnen tekent.

maandag 1 september 2008

Hoe gul de zomer op zijn einde

Augustus is de moeilijkste maand.
Dat de dagen korten, de zon lauwer wordt,
Zoveel beloftes nog niet zijn ingelost
En nog zo weinig tijd die rest
Voor luieren onder een notelaar
Een picknickdeken in het gras
Een hangmat tussen bomen
Voor vlees op het vuur en vrienden in de tuin.

Augustus is de maand van de zomer die voorbijgaat
Maar niet dit jaar - dit jaar was anders
Hier onder de toren, merkt Louise,
Doen de bomen onverstoord wat ze moeten doen
Laat het water, grijs vandaag van de wolken,
Zich grijpen door de wind
En zo vol de struiken zo overvloedig
De bottel op de egelantier
En hoe de wingerd nu begint de blozen.

Alles gaat hier zonder voorbedachte rade
En voor het eerst, in haar nieuwe woonst onder de toren
Verheugt Louise zich op wat komt
Zoals ooit op de lege schriften
En de nieuwe, scherp geslepen potloden.

zondag 31 augustus 2008

De sleutel van het huis van God

De Romaanse kerkjes vind ik het prettigste. Ik hou van de manier waarop het zonlicht schuin door de lage vensteropeningen valt, van de geur van wierook en zandsteen, en de verstilde koelte van het wijwatervat. Ik hou van de stilte van de plattelandskerkjes, waar je soms het gekwetter van vogels door de openstaande deur kan horen. Ik hou ervan een munt in het metalen offerandeblok te laten glijden, van de vlam die van lont naar lont vloeit en de geur van brandend kaarsvet.
(uit werk in de diepvries)

Vroeger, zo meent Louise, kon ze er overal binnen. En dat deed ze ook. Overal binnengaan waar een kerkdeur openstond. Vandaag houdt God zijn deur op slot. Op een paar van zijn huizen na. Zes toch nog, in Louisetown.

vrijdag 29 augustus 2008

Als het goed is komt u wel weer terug naar hier

- (Louise tegen zichzelf) En? Hoeveel zijn het er?
- (Telt) 26 (Kijkt wat bedremmeld)
- 26?
(lees verder)

Stem

Ze is zeker geen fan van het eerste uur. Toen alle kerels luchtbas speelden op ‘Message in a bottle’ liet hij haar koud. Naar een Werchterse wei krijg je haar niet meer, zelfs niet voor hem, en de laatste keer dat ze in het Sportpaleis was, was dat voor de Dalai Lama. Al moet gezegd dat ze een stevige steek van jaloezie voelde toen ze om elf uur ’s avonds vanuit dat Sportpaleis werd opgebeld en ‘Don’t stand so close to me’ door haar mobieltje klonk.
Maar als de man met een luit in de hand naar de koningin Elisabethzaal komt en daar een geheel eigen versie van de muziek van John Dowland brengt, reken dan maar dat ze er bij is.
En dus heeft Louise nu ook al de tickets klaarliggen voor een opera in Parijs, een opera nog wel, om van Parijs nog te zwijgen, waarin Sting een staalarbeider speelt die verliefd is op een stem.

Dat laatste, daar kan Louise al helemaal van meespreken.

donderdag 28 augustus 2008

Het is niet goed om vlak onder een toren te wonen

Op een goede dag in het najaar van 1999 begon Orhan Pamuk zich samen met zijn bovenbuur zorgen te maken over de minaret vlakbij het gebouw waar hij schreef. De grote aardbeving van augustus dat jaar had de minaret wat gehavend, maar ze stond er nog en de vraag was nu of ze bij de volgende aardbeving, die voorspeld was, en nog erger zou zijn, en waarvan het epicentrum dichterbij zou liggen, op Pamuks schrijfkamer zou vallen of niet.
Enig historisch onderzoek, wat schattingen met het blote oog en een hoop speculaties over de te verwachten aardbeving later was de conclusie van de bovenbuur dat de minaret onmogelijk op hun gebouw kon vallen. Daarvoor stond ze te ver af. Het was veel waarschijnlijker dat hun gebouw op de minaret zou vallen.

Louise’s exemplaar van Other Colours, writings on Life, Art, Books and Cities heeft intussen aan alle kanten ezelsoren. Orhan Pamuk en Louise zijn op dezelfde dag jarig. Louise vindt dat een prettige gedachte. En ook dat bij haar weten noch gebouw noch minaret intussen gevallen zijn.

woensdag 27 augustus 2008

Heimwee in kleine dosissen

‘Mama, ik heb heimwee’, zei het jongetje en het wrong zich in haar armen voor troost. Ze kwamen van het ene feestje naar het andere. Zo mooi, dat zelfinzicht. Het was laat. Hij was moe. Maar waar het over ging, was dat hij met zijn hele wezen nog daar was. En dat daar nu beter leek dan hier.

‘Komt heimwee niet altijd een beetje met het besef dat je ‘daar’ niet voldoende genoten hebt?’, vraagt Louise P. zich later af. ‘En dat je geen tweede kans meer krijgt?’ Ze denkt aan Prinsje T. die elke dag, élke dag iets nieuws kan. Een bron van heimwee in hele kleine dosissen.

dinsdag 26 augustus 2008

Beijing

Maar wat zouden ze toch schrijven, die Chinezen met hun water?

maandag 25 augustus 2008

Louise

Louise heeft gemerkt dat het in de derde persoon gemakkelijker is om van jezelf te houden.

vrijdag 22 augustus 2008

Palen


Zijn hondje kwam op me af gelopen terwijl ik aan de rand van het water foto's nam. Wolken vaarden voorbij en de toren werd een kleine stip. 'Die verlichtingspalen', zei de man die nu lachend bij mij stond. 'Dat klopt echt niet in het beeld, wel? Ik heb hier ook al zo vaak gestaan.'

Watou 2008

Hij zoals altijd
Alomtegenwoordig
Zo is het
Hoe dichters blijven


Hetzelfde korzelige kauwen
Op volle zinnen
De rimmel en het keteltje vol as
Zoals toen dat nog iets
Wat ooit zou komen was