We werden wakker door Prinsje T die aan het huilen was. Dat hij zijn schoenen kwijt was, jammerde hij. Dat hij nu niet met de trein naar Brussel kon. Hij zat rechtop in bed en had zijn ogen open, maar alles wees erop dat hij nog aan het dromen was. Het is Ottokar die elke weekdag 's ochtends met de trein naar Brussel gaat.
Ik gaf Prinsje T zijn schoenen en hij klemde ze tegen zich aan toen ik hem naar onze slaapkamer bracht. Hij bleef ontroostbaar.
Ottokar boog zich naar me toe en fluisterde in mijn zieke oor: 'Ik voel me al wat beter. Wat zou je ervan vinden als ik ons mannetje meeneem met de trein naar Brussel?' Ook Prinsje T boog zich naar mijn zieke oor, en merkte dat daar eigenlijk niets te beleven viel.
Zo gingen ze naar Brussel. Ottokar en Prinsje T. Met de trein.
Ze zagen een heel groot vliegtuig heel laag overvliegen. Ze zagen zwarte mensen op de trappen van het station heel luid roepen. Ze zagen aan de koninginnengalerij twee gauwdieven ingerekend worden. Prinsje T was een beetje bang op de Grote Markt, want daar in dat kasteel woonde de ridder. Ze gingen een pakje Chinese thee kopen voor mama en voor Prinsje T in Passa Porta een puzzel van kikker en muis. Ze gingen een pannenkoek eten aan de Markten.
Toen stapten ze opnieuw op de trein en daarna op de fiets, reden naar huis, en kropen allebei bij mij in bed.