Ieder seizoen koopt Louise een nieuw parfum. Ze staat voor de schappen met kleurige flesjes en verstuift op haar rechterpols ‘Un jardin aprés le mousson’ en op haar linkerpols ‘Un jardin sur le nil’. Dat laatste kent ze. Ze heeft het al gedragen. Ze verstuift wat, wappert met haar hand en ruikt.
Dan weet ze het weer. Het is april. Ze loopt door gouden straten in Pézenas. Ze draagt een jurk waarop ze zelf bloemen heeft geborduurd. Ergens klatert een fontein. Aan haar zijde loopt een trotse Ottokar, zo trots dat de mensen omkijken. In haar buik groeit al zes maanden Prinsje T. Ze voelt hem bewegen, hij is al een heel persoontje, daar in het holst van haar lichaam.
Later tijdens dezelfde vakantie zal ze voor hem zingen. In een oude zandstenen kerk, hoog op een berg. Het is een oeroud heiligdom, van Kelten, Romeinen en Christenen. De kerk is koel en leeg, het galmt er prachtig, ze laat de klanken trillen rond haar wassende buik. Daarna wandelt ze helemaal alleen met kalme stappen rond de besloten kloostertuin.
Louise besluit dat ze ‘Un jardin après le mousson’ zal nemen. Een zwangerschap kan je nooit meer overdoen.
De tuin aan de Nijl
het is aan ons
1 dag geleden
2 opmerkingen:
Mooi...
Amai, dat is mooi om lezen op deze regenachtige ochtend.
Een reactie posten