Maria Rosseels woont in mijn straat. Dat zag ik toen ik mijn lange nieuwe straat eens niet naar de ene, maar naar de andere kant uitliep.
Haar naam staat in grote letters op de brievenbus.
Zo’n huis, dacht ik. Zo aardig en eenvoudig, witgekalkt, met geraniums op de vensterbanken en zo knus tegen de voet van de heuvel aangeschurkt. Echt het huis van een schrijfster.
En of je het zou kunnen maken om bij zo iemand aan te bellen. En wat je dan zou zeggen: ‘Dag mevrouw Rosseels. Ik heb helaas nog geen boek van u gelezen, maar Dood van een non stond in mijn vaders boekenkast. Ik zou u graag leren kennen.’
Mijn vader had een grote boekenkast. Er waren massa’s titels, maar een knoert met de titel Dood van een non, dat maakte indruk op het kleine meisje dat ik was. Er moest wel iets speciaals zijn aan de dood van een non, dat je daar zo’n dik boek over schreef. Misschien was een non die doodging wel iets heel uitzonderlijks.
Dat laatste leek te kloppen. De nonnen in de school waar ik naartoe ging, hadden stuk voor stuk geen leeftijd. Hun huid was van het doorzichtige bleekroze dat je ook bij baby’s ziet. Ze hadden geen rimpels –omdat ze geen zorgen hebben, zei mijn moeder– maar er groeide een soort dons op hun aangezicht. Ze roken een beetje zurig. Misschien waren ze wel heel oud en onsterfelijk. En eentje was dan toch dood gegaan. Daar had Maria Rosseels een boek over geschreven.
Ik ben er altijd van uitgegaan dat ik het boek ooit zou lezen. Misschien moet ik dat maar eens doen, dacht ik, voor ik ga aanbellen aan dat huis. En hoe oud zou die mevrouw intussen zijn?
Ze is geboren in 1916, lees ik nu in Wikipedia. Ze zou in oktober 92 geworden zijn, als ze niet drie jaar geleden gestorven was, in Brasschaat. Barones Maria Rosseels woont niet in mijn straat. Soms is het leuker niet alles te weten.
Game over?
2 weken geleden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten