De dag dat Prinsje T. geboren werd, vlogen de Israëlische bommenwerpers over Libanon.
Iemand had de kranten meegebracht van Prinsje T.’s geboortedag. De Standaard opende met een beeld uit het dorpje Qana. Een man met latex handschoenen aan hield een baby in de lucht. De kleine had zijn ogen gesloten en over zijn rimpelige lijfje lag een grijswitte laag. Ter hoogte van zijn buik hing een blauwig koord, het had de navelstreng kunnen zijn. Maar het was het plastic koordje waarmee een tut was vastgemaakt aan het hemdje, grijswit onder het stof van het puin waaruit de baby was opgeraapt.
In de eerste glimp die Louise van de foto zag, zag ze een baby geboren worden, zoals ze eerder die dag Prinsje T. uit haar eigen lichaam ter wereld zag komen. Maar toen zag ze de tut, het hemdje, het gebroken beton, de jammerende rodekruisman, en hoe slap die armpjes naast dat lijfje hingen, de vuistjes gesloten.
Sinds die dag kan Louise geen beelden meer zien van kinderen in oorlogsgebied zonder de pijn te voelen van de moeders. En niets dat ze kan doen om die pijn te verzachten.
Of kunnen we toch, misschien, een heel klein beetje, iets doen. Een internetpetitie tekenen bijvoorbeeld? Klik hier door voor de petitie van Avaaz.
het is aan ons
2 dagen geleden
Geen opmerkingen:
Een reactie posten