vrijdag 4 december 2009

De wilde baren

Zo speelt Prinsje T kapitein op zee. Hij haalt het schapenvelletje uit zijn speeltent. En een ander, dat dienst doet als tapijtje, sleurt hij uit onze slaapkamer. Hij spreidt ze uit op de woonkamervloer en schikt daarop de afstandsbedieningen van de televisie, de dvd-speler, de Belgacom digibox en nog een blikken pennendoos die hij van mijn bureau ontvreemde. Dan gaat hij liggen, vleit zijn wang op de haren die wilde baren worden en roept: ‘Neen Elias, let op de gevaren! Ja goed, je hebt het weer gered! Hier komt Trolle! Oh neen, pas voor de eendjes. Je hebt een mooie vis gevangen. We moeten naar Thuishaven, vlug!’

donderdag 3 december 2009

Die twee

Daar lopen ze, naast elkaar, over de Bongenotenlaan. In hun beige pardessus, met hun parelwitte haren en een paarse mousseline foulard. Zij aan zij, met krasse stappen door de kou. Ze zijn tenger, al flink kromgebogen. Geen idee hoe oud en hoe beroemd die tweelingdames zijn. Als je ze ziet lopen bid je spontaan dat niet de een vóór de ander moet gaan.

dinsdag 3 november 2009

Samhain zeggen de heksen

We wandelden door het bos van mijn jeugd. Er vlogen nu parkieten rond. We raapten drie droge bladeren en een eikel op voor elk van ons. Op de blaadjes schreven we wat we kwijt wilden. ‘De pampertjes’, schreven wij op het blad van Prinsje T. We zetten er de vlam aan en lieten ze in rook opgaan. In de eikeltjes droomden we een doel. Dat plantten we in de aarde. Toen liepen we naar het kerkhof waar mijn vader ligt, met een takje rozebottel als offerande. De volle maan stond laag en geel boven de zerken, twee ganzen vlogen gakkerend over het graf, naar het verre verre warme zuiden.

zondag 25 oktober 2009

De pompoenbrigade


dinsdag 20 oktober 2009

Stouterik

'Jij bent een stouterik', zei Prinsje T onlangs, een boze frons tussen de wenkbrauwen. En hij vervolgde: 'Jij mag niet weggaan he mama!' (Ik was voor professionele doeleinden even naar het buitenland). Dat we zelf dat woord nochthans nooit gebruiken. 'Oh neen?, vroeg een collega verbaasd. Wat zeggen jullie dan wel? 'Jij bent een schatje', blijkt na een paar dagen zelfobservatie. Waarop hij steevast zegt: 'Neen, ik ben Prinsje T!'

maandag 5 oktober 2009

Mercedes

Ik hoorde voor het eerst van haar in een brief uit Afrika. Het moet zo'n achttien jaar geleden geweest zijn. Een vriendin werkte in Zambia in het kader van een landbouwproject. Op een avond had iemand in dat internationale gezelschap van jonge, bevlogen landbouwdeskundigen een plaat van haar opgezet. Wat M. precies over haar schreef weet ik niet meer. Het beeld dat zich in mijn herinnering gevormd heeft, is hoe in die donkere Afrikaanse nacht een stem weerklonk die mijn vriendin compleet van de kaart bracht. Zozeer dat ze er mij een brief over schreef. Ik kon in M's royale handschrift met moeite de naam Mercedes Sosa ontcijferen. Ik ging meteen op zoek naar haar muziek.

Eén keer zag ik haar life. Ze concerteerde in een afgeladen Bozar, het publiek at uit haar hand. Ze zong zittend, en dat begreep je als je haar geweldige lichaam zag. Bij Todos cambia, stond ze recht, nam een sjaal en begon te dansen. Het leek me alsof het hele gebouw daverde bij elke stap die ze zette. Ze was niet eens zo groot, merk ik nu op de foto's. Maar ze was evengoed een reuzin.

Daar moest ik aan denken, gisteren, toen ik het nieuws van haar overlijden vernam. Aan die ongelofelijke stem uit Zuid-Amerika die me via een brief uit Afrika had bereikt.

zondag 27 september 2009

Zaterdag

We werden wakker door Prinsje T die aan het huilen was. Dat hij zijn schoenen kwijt was, jammerde hij. Dat hij nu niet met de trein naar Brussel kon. Hij zat rechtop in bed en had zijn ogen open, maar alles wees erop dat hij nog aan het dromen was. Het is Ottokar die elke weekdag 's ochtends met de trein naar Brussel gaat.

Ik gaf Prinsje T zijn schoenen en hij klemde ze tegen zich aan toen ik hem naar onze slaapkamer bracht. Hij bleef ontroostbaar.

Ottokar boog zich naar me toe en fluisterde in mijn zieke oor: 'Ik voel me al wat beter. Wat zou je ervan vinden als ik ons mannetje meeneem met de trein naar Brussel?' Ook Prinsje T boog zich naar mijn zieke oor, en merkte dat daar eigenlijk niets te beleven viel.

Zo gingen ze naar Brussel. Ottokar en Prinsje T. Met de trein.

Ze zagen een heel groot vliegtuig heel laag overvliegen. Ze zagen zwarte mensen op de trappen van het station heel luid roepen. Ze zagen aan de koninginnengalerij twee gauwdieven ingerekend worden. Prinsje T was een beetje bang op de Grote Markt, want daar in dat kasteel woonde de ridder. Ze gingen een pakje Chinese thee kopen voor mama en voor Prinsje T in Passa Porta een puzzel van kikker en muis. Ze gingen een pannenkoek eten aan de Markten.

Toen stapten ze opnieuw op de trein en daarna op de fiets, reden naar huis, en kropen allebei bij mij in bed.

vrijdag 25 september 2009

Slaaplied

Het was al diep in de nacht en ik luisterde naar Lullabies from the axis of evil. Wiegeliedjes uit Iran, Irak, Cuba en nog wat van die schurkenstaten. Gezongen door iemand van het land van herkomst, en geherinterpreteerd door een Westerse zangeres. Het laatste lied op de cd, Mazar, wordt gezongen door Fanzya en Razya Khan Ali, twee vrouwen uit Afghanistan. Het klinkt zo intriest.

Op een dag zal mijn jongen
groot worden en sterk
zoals de bloemen bloeien
in de eerste dagen van juni
de lente komt er gauw.

Op een dag zal mijn zoon
ons land beschermen
als een brullende leeuw
kleine jongen van mij
zal onze grenzen verdedigen

Ik dacht aan Prinsje T en hoe die zo graag een leeuw doet. Hoe moet het voelen om een kind te wiegen en te denken aan de soldaat die hij later zal zijn?

donderdag 24 september 2009

Avond

In de verte, boven de grote vijver, het gakkeren van de ganzen. Dat blijft toch zo'n mooi woord.

woensdag 23 september 2009

M

'Gelukkige verjaardag', zeiden een aantal mensen enthousiast, maar Prinsje T was niet jarig. Hij was gewoon koning. Zo liepen we door het nieuwe museum, Prinsje T met zijn kroon van papier en ik. Ottokar lag al geveld in bed, maar wij waanden ons nog even vrij van het virus.


Ik weet niet waar we het meest van genoten. Waren het die prachtige nieuwe ruimten en de lichtinval? (Kijk mama, een boot, wees Prinsje T naar het grote ovalen dakraam). Was het die indrukwekkende video-installatie van Walter Verdin waarop stukjes van de kruisafneming traag, heel traag, voorbij gleden? Was het Prinsje T die in de zaal met heiligenbeelden overal sinterklazen herkende? Was het het diephemelsblauw van die ene zaal, dat opdook in elk van de schilderijen die er hingen? Was het het behang in het oude Hotel Vander Kelen, warmrood, vermiljoengroen, bladgoud? Was het het zicht vanop het dakterras, vlak over de daken van Leuven, op ooghoogte met de kever van Fabre en de bibliotheektoren, badend in het pastelkleurige licht van een septemberavond? Of waren het de mevrouwen die, geïnformeerd over Prinsje T's adellijke stand, vroegen of ze zijn prinses mochten zijn?

dinsdag 22 september 2009

Vandaag

veel werk
+ zoon ziek
+ man ziek
+ zelf snottebellen en keelpijn
= noodtoestand

vrijdag 18 september 2009

Dat ze hier ook graag woont, zegt ze. 'Maar een echte stad kun je het niet noemen. Het is hier geen Brussel of Antwerpen.' Dat is het niet, for sure. 'Mijn vrienden in die steden kijken smalend naar ons provinciestadje.' vervolgt ze. 'Hier is geen diversiteit.'


Dat laatste trof me. Ik vind dat een misvatting. 'Mijn kapster komt uit Irak', vertel ik. 'Op zomerse zondagen zijn de gazons van het provinciaal domein bezaaid met dekens en kleden van berberfamilies die uitgebreid komen picknicken. Ik wandel naar huis en word voorbij gejogd door twee Russisch pratende vrouwen, op de bank zit een oude berbervrouw naar het water te staren. Op de weide op de heuvel die uitkijkt over de stad, is het 's avonds een komen en gaan van jonge Turken. Loop door de Parijsstraat en negentig procent van wat mensen er tegen elkaar zeggen, klinkt in een taal die je niet verstaat. Schuif aan bij de kassa van de Delhaize en je hoort Engels, Spaans en Slavische talen. En dan heb ik het nog niet over de kinderen in het kleuterklasje van Prinsje T. Jade, Dilbirin, Bailoo, Yamilla, Tuna, Ben, Cordelia, Malik, Angelo...  '

Wat we hier in dit stadje aan de Dijle niet hebben, bedenk ik achteraf, zijn gettowijken met Noord-Afrikaanse jongeren die van verveling en uitzichtloosheid niet weten van welk hout pijlen te maken.

Dit is een stadje dat goed voor zichzelf en haar inwoners zorgt. De straten zijn hier mooi gemaakt, woonprojecten werden getekend door creatieve architecten, sociale flats en luxeappartementen delen hetzelfde park. Deze stad eerbiedigt zichzelf. Hier wonen mensen gráág binnen de negentiende-eeuwse gordel. Wat is dat toch met die multiculturele samenleving? Moeten er dan persé conflicten zijn opdat mensen die samenleving zouden zien?

woensdag 16 september 2009

Mijn persoonlijke mening

Ik ben niet zo gek op hoofddoeken, ik moet daar eerlijk in zijn. Ik ben er niet zo gek op omwille van de associaties die ik er bij heb. Die associatie, mijn persoonlijke associatie, is: men vindt blijkbaar dat wij vrouwen ons moeten schamen voor ons lichaam en dat we het daarom moeten wegstoppen. Dat kwetst me als vrouw en maakt me kwaad. Op precies dezelfde manier waarop ik kwaad wordt als ik chassidische vrouwen over de Antwerpse Meir zie lopen, met hun vleeskleurige ondoorschijnende kousen, hun lange mouwen, hun pruiken, zodat je toch maar niet hun échte haar zou kunnen zien. Of als ik hoor dat er plaatsen zijn waar het strafbaar is een kind in het openbaar de borst geven.

Dat gekwetst voelen en die kwaadheid zijn persoonlijke emoties en wie weet waar ze vandaan komen. Waarschijnlijk is het een boosheid die via mijn moeder in mijn bloed is gekropen. Zij zat nog op een nonneninternaat waar je met je handen boven het bed moest slapen en niet naakt mocht douchen. Zoiets sijpelt door, hoe je het ook draait of keert.

Ik heb geen problemen met de hoofddoek omdat het een religieus symbool zou zijn. Voor mij mag iemand rondlopen met een kruisje, een davidster, een boedha, een tika, een oranje tulband een vijfpuntige ster, whatever. Ik heb ook helemaal geen probleem met zo’n klein zwart hoofddoekje, dat overigens behoorlijk sexy kan staan. Mijn probleem is niet van ideologische maar van psychologische aard. Maar ik denk persoonlijk ook dat ideologie een lege doos is als ze voorbijgaat aan wat mensen voelen en ervaren. Ik denk dat het wel eens heilzaam zou kunnen zijn om daar nu net bij stil te staan. Zonder oordeel, want gevoelens zijn niet politiek correct of incorrect. Je hebt ze gewoon.

Ik ben dus niet zo gek op hoofddoeken, maar ik vind het een bijzonder slecht idee ze te verbieden. Niet eens omdat dat betuttelend is –meisjes en vrouwen moeten zelf maar beslissen wat ze met die hoofddoek aanvangen. Maar juist omdat iets verbieden er rechtstreeks toe leidt dat mensen het met hand en tand gaan verdedigen. Met de gekste argumenten eerst. Zoals Tom Naegels terecht opmerkt in Knack: de hoofddoek staat op dit moment zowel symbool voor emancipatie als voor een gebrek daaraan. Tot daar dus de waarde van ideologieën.

Ik vind dat we er net alles aan moeten doen om die lap stof te ontdoen van de betekenissen die eraan verbonden worden. En die zijn voor veel mensen, denk ik, verschillend. De vraag is hoe je dat doet, dat ontdoen van betekenissen. Ik weet het niet. Ik denk alleszins dat het niet is door hoofddoekenmeisjes te weren. Ik denk dat we er juist zoveel mogelijk contact mee moeten zoeken. We moeten ze in onze klassen houden. We moeten ze naar de jeugdbeweging krijgen en naar de sportclub. We moeten ermee naar de cinema gaan en ermee gaan shoppen. We moeten ze onthaalmoeder laten zijn van onze kinderen of zelf onthaalmoeder zijn voor hun kinderen. We moeten er op de thee. We moeten hen vragen ons te leren buikdansen. En wie weet zeg ik dan tegen zo’n hoofddoekenmeisje: ‘Weet je, mijn mama mocht niet naakt onder de douche, en ik word daar nu nog kwaad van.’ En zegt zij: ‘Weet je, ik heb nooit last van een bad hair day’.

Conversatie onder mannen

- Ik ben al groot he papa?
- Ja, je bent al flink gegroeid. En je gaat nog groeien he.
- Neen.
- Hoezo neen?
- Ik ben klaar met groeien.

dinsdag 15 september 2009

Wat je kan leren van een zonnebloem

‘Heb je onze zonnebloem gezien?’, glunderde de buurvrouw. Ik had haar gezien. ’s Ochtends al. Het had me verwonderd dat zij mij nog niet eerder was opgevallen. En ik had me afgevraagd of het dé zonnebloem was.

Ons beider zoontjes waren van de kleuterklas naar huis gekomen met een piepklein beschilderd bloempotje. Daarin een scheut. Ze hadden het zaadje zelf mogen planten. Dat was ergens in mei. Ze kan wel tot dertig centimeter worden, had de juf ons verwittigd. Je zal ze na verloop van tijd in een grotere pot moeten planten.

Twee dagen later sjotte bij de buren een van de oudere broers een voetbal tegen de zonnebloem. Potje van de vensterbank en kapot. Wat sneu voor kleine Ben, zei ik. Hoe de zonnebloemenscheut er aan toe was vergat ik te vragen.

Onze zonnebloemenscheut had eerst twee blaadjes en dan vier. Van een scheut werd het een plantje en we zetten het in een grotere bloempot. Op de vensterbank, want zonnebloemen houden van zon. En als de grond er te uitgedroogd uitzag, gaven we haar water. En toen ze groter werd en zichzelf niet meer leek te kunnen dragen, zetten we er een stokje naast. Zodat ze houvast had. En toen we op vakantie gingen werd de zonnebloem in spe naar een vriend gebracht. We kregen zelfs een telefoontje, daar op de Mont Ventoux, want de zonnebloem zag er niet goed uit en wat moest de vriend ermee doen? Binnen zetten, zeiden we. Ze is wellicht aan het uitdrogen.

We hebben geen groene vingers, het moet gezegd. En we zijn wel eens verstrooid. Prinsje T krijgt op tijd eten omdat hij geluid maakt. Een zonnebloem maakt geen geluid. Soms zag ze er uit als Louise P. vóór 7 september. Vaak konden we ze maar op het nippertje redden. Maar ze groeide maar en groeide maar en altijd kwamen er nieuwe blaadjes bij. Vorig week, de zonnebloem reikte al bijna aan de bovenkant van het raam, ze was Prinsje T al lang boven het hoofd gegroeid, was ze er eindelijk: de bloem zelf. Het groene kroontje opende zich en de gele bloembladen kwamen te voorschijn. Hoera voor de zonnebloem!

Dat was de dag vóór ik die van de buurvrouw zag. Die stond in een stevige verfemmer op de grond voor het huis. De stengel had de dikte van een kinderarm. Ze reikte tot net onder de dakgoot van het twee verdiepingen tellende huis. De bloem was zo groot als een kleine schotelantenne. En het was, zo verzekerde de buurvrouw mij, écht wel dezelfde zonnebloem die de kinderen hadden meegebracht uit de kleuterklas.

maandag 14 september 2009

Dierentuin

Vanochtend bracht Louise een haai naar de kleuterklas. Soms brengt ze een tijger. Soms een leeuw. Heel vaak een Movantoe.

Bed

We hadden dat spotje op de radio gehoord en besloten, inderdaad, dat ook onze matras aan vervanging toe was. In de winkel moest eerst Ottokar en daarna ik op allerlei bedden gaan liggen. De winkeljuffrouw zat op haar hurken en keek naar onze ruggengraat. Van het laatste bed wilde ik niet meer opstaan. Over vier weken slaapt Ottokar op Mars en ik op Venus. En als we elkaar willen kussen, moeten we over de Pont d’Amour.

zondag 13 september 2009

Dubio

Hij had zo'n plug in zijn oor die de oorlel uitrekt. En een tatoeage over heel zijn arm. En hij miste een hand. En nu vraag ik mij al heel de tijd af: als je zo'n tattoo laat zetten die een hele arm in beslag neemt, neem je die dan best op de arm mét de hand, of op de arm die ter hoogte van de pols eindigt op een stompje?

donderdag 10 september 2009

Woordenschat (2)

We stonden op de Mont Ventoux. Prinsje T op de arm van Ottokar. Zijn ogen bijna dichtgeknepen, zijn haartjes in een pluim omhoog door de strakke wind.

Op weg naar de top hadden we overal mobilhomes gezien. Ze stonden al klaar voor de ronde van Frankrijk die zaterdag voorbijkwam. Het was pas dinsdag. En de wind gierde.

Op zaterdag zaten we op de place du Forum in Arles onder een luifel met airco en keken naar de beklimming van die top. Voor het eerst begreep ik waarom die wielrenners, die Armstrongs en Contadors, waarom dat Goden zijn. Je zag nog net niet de vleugels aan hun schouders groeien.

Terug thuis, als ik Prinsje T de fietshelm met de haaien opzet om hem naar de opvang te brengen, glundert hij plots vol trots: ‘Kijk ik ben een Movantoe. Ja he mama, een Movantoe!’

Enkelvoud en meervoud

Ottokar: Wat heb jij veel dorst zeg!
Prinsje T: Neeen. Eén dorst!

woensdag 9 september 2009

Een man op een pad

Op rechte stukken leek het of de man eerder viel dan liep. Een val die telkens weer door de volgende stap werd opgevangen. Soms leverde dat een aarzelend drentelen op, soms een loopje waarbij je je hart vasthield. In de bochten was het anders. In de bochten moest hij zich heel hard concentreren. Alsof hij diep in zich, dieper nog dan de grond onder zijn voeten, dieper dan de drie kathedralen onder zijn voeten, dieper dan de druïdenbron daar beneden, moest putten om zijn geest en zijn lichaam in de juiste richting te sturen. Het was vrijdagochtend. De stoelen in de kathedraal van Chartres waren weggeschoven zodat het labyrint op de vloer vrij kwam. Iemand speelde cello. Daar op die vloer van zwart-wit marmer schuifelden mensen in een vreemde dans. Devoot of nieuwsgierig, of speels, of met de moed der wanhoop. Ik had de man de avond tevoren al gezien. Ik had me toen afgevraagd aan wie de rolstoel bij het tafeltje toebehoorde: aan die knappe zongebruinde man met zijn witte haar en witte baard of aan zijn mooie vrouw.


Een labyrint is geen doolhof. Een labyrint brengt je naar de kern. Maar langs de langst mogelijke weg. Langs de nederigste weg van naderen en toch weer weggestuurd worden. Er waren veel bochten in dat witte marmeren pad. En bij elke bocht moest die mooie man uit het diepste van zichzelf putten om verder te gaan. Het was mijn voorrecht om achter hem op dat pad te lopen. Op zijn staccatoritme. Wachten bij elke bocht. Extra tijd om de glasramen te bewonderen. Om deel te hebben aan de kracht van de man die zijn rolstoel verlaten had voor een vreemde pelgrimstocht. Toen hij het centrum bereikt had bleef hij maar even staan. Toen strompelde hij recht de omhelzing van zijn vrouw in en huilde. Ik ben de hele kathedraal doorgelopen en dan teruggekeerd om de man te bedanken. Hij knikte. Bedankte mij op zijn beurt. Ik verstond hem niet goed en moest me naar zijn rolstoel bukken. Zijn ogen waren nog nat.

dinsdag 8 september 2009

Precies een week geleden

We zaten in de lift. Prinsje T en ik. Prinsje T op zijn loopfietsje. Met zijn boekentasje om en zijn fietshelm op. We zaten in de lift. Ik met mijn schoudertas om en die was toen ik me omdraaide even voor het Boze Oog gekomen. We zaten in de lift ergens tussen de eerste en de nulde verdieping en er was niets dat nog bewoog. Ik drukte op knoppen en het licht ging weer aan. Dat was al iets. Er stond een telefoonnummer op een plakkaatje aan de wand maar er was geen telefoon. En ik had er geen bij. We zaten in de lift ergens tussen de eerste en de nulde verdieping en niemand die het wist. We moesten wachten tot we iemand hoorden binnenkomen in de hal en dan heel hard beginnen roepen.
En toen moesten we nog een half uurtje wachten op liftenman die van ver moest komen. Je kan in een half uur heel wat bedenken. Hoe het zou zijn als er brand uitbrak bijvoorbeeld. Hoe ze ons zouden terugvinden: in innige omhelzing en verkoold.

De liftenman opende de deur en trok aan de rode knop. ‘Je hebt de rode knop ingedrukt’, zei hij. ‘Dat mag je alleen maar doen in uiterste nood.’

Prinsje T kwam te laat op zijn eerste schooldag. Ik had een hele dag nodig om te bekomen van een half uurtje onderdrukte claustrofobie.

maandag 7 september 2009

Wat er toch allemaal is gebeurd terwijl ik er even niet was...

De meest sexy aller bloggende huismoeders is bevallen, en ik wist nog niet eens dat ze zwanger was. En mijn eigen destijdse vroedvrouw, die foeterend Prinsje T op de wereld hielp zetten ("Ik wil nu wél horen dat je een wee hebt") heeft de wijk genomen naar het zuiden van Frankrijk.
Proficiat Mma Zsa Zsa en Leen, wanneer zijn de kamers klaar?

Voor Ilse en Ellen (en die stuk of vijf anderen)

Het is nog vroeg, de zomer heeft het nog precies veertien dagen uit te zingen. Maar gisteren was het er: de geur van verbrand hout in de avondlucht. Die geur. Die je doet verlangen naar dikke truien, gepofte kastanjes, warme chocomelk of een stevig bruin biertje. Naar het paddenstoelenkraam op de zondagmarkt. Naar wandelingen met rubberlaarzen aan.

Ergens in de buurt moet iemand voor het eerst de open haard hebben aangestoken. De braam- en de vlierbessen zijn zo rijp dat ze van de struik vallen. De maan, nog zo goed als vol, hangt pal boven onze straat. En ergens in een hoekje van de kamer, bedolven onder zwaarwichtige en veeleisende dossiers, beweegt er iets.

Ik loop er heen. Til het papier op en vind Louise P. Ze ziet er wat slapjes uit. Als een plant die veel te lang geen water heeft gekregen. Ik ben misschien net op tijd, misschien net te laat voor de reanimatie.

Ottokar tokkelt op zijn gitaar. Hij heeft het schip al die tijd varend gehouden. Ook Prinsje T zoeft op zijn loopfietsje voorbij. Die kan intussen met volzinnen praten, maar weet nog altijd niet goed wanneer hij op het potje moet gaan.

Ik tik Louise tegen de slaap. Geef een klopje op haar schouder. We zaten teveel binnen, zeg ik. Hey, we zaten hier teveel in ons eentje tegen de woorden aan te kijken. Maar weet je wat, ik maak het goed. We gaan wat vaker de straat op. We doen dingen. We gaan ’s nachts in het bos wandelen bij volle maan, wat denk je daarvan? We nemen de trein, gewoon om het landschap te zien voorbijglijden. We komen onder de mensen. Wat denk je ervan, zullen we er aan beginnen?

Er verschijnt een heel klein lachkuiltje in Louises linkerwang. En dan fluistert ze, hees nog: ‘zouden ze er nog zijn?’

zaterdag 9 mei 2009

Woordenschat

Prinsje T komt billenkoek halen. Oranje billenkoek. Hij graait ze uit Louise’s geopende hand en roept: ‘Dank u wel, dank u wel mama!’, terwijl hij door de gang loopt om de billenkoek naar Ottokar te brengen. Dan staat hij er weer. ‘Nóg billenkoek’, zegt hij. Hij schept iets denkbeeldigs op en stopt het in zijn mond. Het smaakt hem heerlijk, die billenkoek. En Louise zou niet weten hoe ze hem nu de ware betekenis van het woord moet duidelijk maken.

zaterdag 25 april 2009

Ze is gaan lopen

Als u zich afvraagt waarom Louise nog maar zo weinig van zich laat horen.
Ze maakt eindelijk eens gebruik van die dure loopschoenen die ze vorig jaar in een overmoedige bui heeft gekocht.

zondag 5 april 2009

Heverlee zondagmiddag

We liepen over de markt. Van het kraam met de nieuwe aardappeltjes en de peterselie naar dat van de mevrouw met de eieren. En dan naar de mijnheer met de dikke, sappige asperges. Feest!

vrijdag 27 maart 2009

De straf van de duizend kusjes

Je bijt zijn tenen eraf, een voor een, en hij kirt van plezier. Je zet je tanden in zijn hiel en hij biedt je zijn andere voet aan. Je kluift het hele beentje als een maïskolf af en hij schatert het uit. Je laat een vervaarlijk ‘hááám’ horen en begraaft je tanden in zijn buik en hij roep ‘nog!’.
Maar o wee als je hem kusjes geeft.

donderdag 12 maart 2009

Louise in de winkel met de parfums

Ieder seizoen koopt Louise een nieuw parfum. Ze staat voor de schappen met kleurige flesjes en verstuift op haar rechterpols ‘Un jardin aprés le mousson’ en op haar linkerpols ‘Un jardin sur le nil’. Dat laatste kent ze. Ze heeft het al gedragen. Ze verstuift wat, wappert met haar hand en ruikt.

Dan weet ze het weer. Het is april. Ze loopt door gouden straten in Pézenas. Ze draagt een jurk waarop ze zelf bloemen heeft geborduurd. Ergens klatert een fontein. Aan haar zijde loopt een trotse Ottokar, zo trots dat de mensen omkijken. In haar buik groeit al zes maanden Prinsje T. Ze voelt hem bewegen, hij is al een heel persoontje, daar in het holst van haar lichaam.
Later tijdens dezelfde vakantie zal ze voor hem zingen. In een oude zandstenen kerk, hoog op een berg. Het is een oeroud heiligdom, van Kelten, Romeinen en Christenen. De kerk is koel en leeg, het galmt er prachtig, ze laat de klanken trillen rond haar wassende buik. Daarna wandelt ze helemaal alleen met kalme stappen rond de besloten kloostertuin.

Louise besluit dat ze ‘Un jardin après le mousson’ zal nemen. Een zwangerschap kan je nooit meer overdoen.

De tuin aan de Nijl

donderdag 5 maart 2009

Louise prult wat met haar waskrijtjes

Ze moet nog een beetje oefenen.


maandag 23 februari 2009

Met trots melden Louise en Ottokar

Dat Prinsje T zijn eerste diploma heeft gekregen.






Hij mag nu naar de kleuterklas.

Maandagochtendblues

‘Weet je Prinsje T’, zegt Ottokar als ze op een maandagochtend met z’n drietjes vinden dat het veel te vroeg is om op te staan. ‘Het leven is maar voor 99% plezier.’
Hij komt het bed uit, haalt schone kleren uit de kast en mompelt: ‘En eigenlijk valt dat andere procent ook nog wel best mee.’

woensdag 18 februari 2009

Flora gaat naar Berlijn

Oh oh Berlijn! Wat fijn. Het moet alweer bijna vijftien jaar geleden zijn dat een tegenwoordig erg geletterde mijnheer een weekend met mij door die stad heeft gezworven. Ik herinner me van alles behalve namen. Dat we die eerste avond naar de opera gingen. De Toverfluit van Mozart, maar ik was te moe van de treinreis om er echt van te genieten. Dat het jasje dat ik toen droeg net iets te dun was voor het Berlijnse voorjaar. ‘Maar een echt leren jasje had je niet zo gemakkelijk in je tas kunnen stoppen.’ Ik draag dat jasje nog steeds, nostalgie oblige. Dat we voor de azuurblauwe poorten van Babylon hebben gestaan, en door een kasteel zijn gewandeld waar we sloefen over onze schoenen moesten trekken. Dat ik fotografisch betrapt werd terwijl ik de in marmer gebeeldhouwde billen van een oude Griek aan het bewonderen was en voor dat laatste stukje van de Muur. Dat hij mij meenam naar het eerste boekencafé in mijn leven en naar een donkere tent waar ik een beetje bang was. Dat ik een verrekijker heb gekocht op een marktje waar ze allerlei oorlogsmemorabilia verkochten en allerlei snuisterdingetjes in de bogen onder de S-bahn bij Friedrichstrasse (Er was daar een berenwinkel, Flora, moet je zeker heen). Dat we daarna warme choco met slagroom dronken, terwijl ik zorgzaam een cadeautje van allerlei prulletjes samenstelde voor iemand die thuis bijna mijn lief was en dat maar heel kort zou blijven. Dat we ’s avonds in zijn Spartaanse kamer in Potsdam naar noisemuziek van John Zorn luisterden, man man wat een lawaai. Dat ik schrok toen hij het elastiekje losmaakte waarmee hij zijn haar altijd in een staartje bond en er een bos lokken tevoorschijn kwam die tot ver over zijn schouders vielen. En dat ik dat veel intiemer vond dan –ik zeg maar wat- te weten in wat voor pyjama hij sliep. Die pyjama, daar herinner ik me niks meer van. Dat we in allerlei lekkere tenten gingen eten die bewezen dat Berlijn Duitsland niet is, en dat hij altijd betaalde. Het was hoffelijkheid, maar had ik toen maar de moed om te zeggen dat mij dat niet lekker zat. Dat ik, toen nog hevig sigarettenrokend, op het perron voor de trein terug een hoestbui kreeg die me op andere gedachten had moeten brengen. Dat hij mij, toen ik na dat veel te intense weekend terug op de trein naar huis zat, zelfs niet de minste geringste fractie van een beetje miste en dat was maar goed ook. Al zou ik het nog eens willen kunnen overdoen, dat weekend. Wat de tijd meeneemt kan je niet meer terughalen. Zeker naar de zoo gaan Flora. Die van Berlijn zien het niet zitten om Knut nog lang te houden.

vrijdag 13 februari 2009

Wat je zoal kan leren in de Standaard

Louise leert net dankzij de Valentijnsquiz van de Standaard dat 70% van de vrouwen chocolade verkiest boven seks. Tsja. Louise vindt chocolade ook heel lekker. Vooral de zwarte.
Maar dat zegt verder nog niks natuurlijk.

Als Louise niet werkt

Als Louise niet werkt, is er kans dat ze in een duister fitness-centrum ergens in Louisetown aan allerlei gekke toestellen hangt.
Net als bijvoorbeeld Lilimoen en Koen Fillet had ze namelijk goede voornemens.
Of het ook een beetje resultaat oplevert? Tsja.
Kilootjes minder na vier weken sleuren aan gewichten: nul.
‘Maar zie je het dan tenminste niet een beetje aan mij?’, vraagt Louise aan Ottokar.
‘Draai je eens om’, zegt hij. En dan: ‘Jaaah, je hebt nu een Afrikaanse poep.’
‘Nou dankjewel’, zegt Louise en ze slaat snel haar badjas om.
Je zal als man ook maar zo’n vraag krijgen natuurlijk.

dinsdag 10 februari 2009

En toen vatte het kastje vuur

Eerst was er een knal, dan een weerlicht. Als was het aan het bliksemen, maar de lichtflits kwam van beneden in de straat in plaats van van boven. Toen begon het luid te knetteren. Zoals vuurwerk. Maar wie steekt nu vuurwerk af op een regenachtige maandagnacht in februari? Ottokar en Louise snelden naar het raam en zagen net hoe na het geknetter het kastje tegen de gevel van de overbuur in brand vloog. Niets gebeurde er behalve dat brandend kastje van de elektriciteit. Moeten we de brandweer bellen? Die overburen verwittigen? Louise belde de brandweer, Ottokar stond al op straat. Hier staat een kastje in brand, zegt Louise tegen de mevrouw van de hulpdiensten. Van de elektriciteit. Oh daar komt al iemand met een emmer water. Geen water, zegt de vrouw van de hulpdiensten snel. Geen water gilt Louise door het raam. Geen water roept Ottokar verschrikt. Iemand houdt de man met de emmer tegen, iemand anders haalt een brandblusapparaat. We zullen de brandweer sturen, zegt de mevrouw van de hulpdiensten.
Als een kwartier later een politiecombi, drie brandweerwagens en een ambulance de straat inrijden vinden ze de buren verzameld rond het uitgebrande elektriciteitskastje. Louise heeft beslist dat ze niet meer zal lachen als Ottokar ’s avonds zorgvuldig alle elektrische apparaten afzet.

vrijdag 6 februari 2009

Combineren

Wat een geluk dat de digitale televisie een pauzeknop heeft. Zo konden Louise en Ottokar, toen Prinsje T eindelijk in bed lag, puzzelen tot alle sporen, wissels, bruggen van de houten speelgoedtrein op een spannende manier in elkaar pasten en dan toch ook nog naar dat fantastische Van Vlees en Bloed en die superspannende finale van de Slimste Mens kijken.

donderdag 5 februari 2009

Gepimpte pannenkoeken

Als hij na een dag hard werken thuiskomt, maakt Ottokar voor Prinsje T, Louise en zichzelf pannenkoeken. Hij voegt twee extra eieren toe aan een pakje Dr. Oetker pannenkoekenmix en maakt een sausje van in een beetje boter gebakken stukjes peer en appelsien, met een heel klein beetje suiker, en aangelengd met water met wat maïzena.
Louise legt met Prinsje T. de houten treinsporen uit. Er vormt zich een ingewikkeld patroon met bruggen en wissels, maar kloppen doet het nooit.
‘Aan tafel’, roep Ottokar dan, een bord dampende pannenkoeken in de hand.
Het is goed leven ten huize P.

woensdag 4 februari 2009

Oortjes

Als ze na een maand of zo de oortjes van haar iPod nog eens inplugt, merkt Louise dat de soundtrack van haar leven intussen veranderd is.

Om maar te zeggen


Dit is Louise’s werkkamer. Die grote lap papier tegen de muur is het plan van de tekst waaraan Louise momenteel werkt.
De interviews zijn gedaan, het schrijfwerk kan beginnen, de deadlines zijn gespreid over de volgende weken.
Om maar te zeggen: Louise leeft nog, maar ze is hard aan het werk.

dinsdag 27 januari 2009

Waarom deed hij het?

We willen het allemaal weten, maar zal ons dat dan helpen? Er is geen enkele zinnige reden te bedenken waarom iemand zomaar aan het moorden slaat. Kleine kinderen dan nog. Geen mens bij zijn zinnen die zoiets doet.
Veel kans dat we ons zullen moeten neerleggen bij het feit dat in Dendermonde iets gebeurde waarvan we het waarom nooit zullen kennen.
Zou het niet beter zijn, vraagt Louise zich af, dat we over wat in Fabeltjesland gebeurde denken zoals over een natuurramp. Een vulkaan die uitbarst, een aardbeving, een blikseminslag, een jonge man in wiens hoofd een draad verkeerd verbonden is: het gebeurt gewoon en niets dat je er aan kan doen.
Als we het zo kunnen bekijken, hoopt Louise, kunnen we er misschien voor zorgen dat het litteken waarmee die kleintjes hun hele leven zullen rondlopen niet de handtekening is van het Kwaad.

donderdag 22 januari 2009

De beste pennen

Kijk, daar gaat Louises haar nu een beetje van overeind staan. Ottokar krijgt een brief van de hoofdredacteur van De Morgen, himself. De boodschap op de folder luidt: ‘De beste pennen schrijven voor De Morgen’. Daaronder de foto’s en de toelichting bij de eigenaars van die beste pennen. Zes pennen, allemaal venten. En dan staat er nog niet eens Bernard Dewulf bij, Ottokars en Louises topfavoriet wat de pennen betreft. Weliswaar ook een vent maar tenminste een die ook zijn zachte kant durft te laten zien.
Meent u dat nu écht mijnheer Van Isacker? Bent u er nu echt niet in geslaagd één madam te vinden met een beste pen?
Dames, zullen we hem met z’n allen onze diensten aanbieden?

woensdag 21 januari 2009

O beautiful America

  • Wat Louise de zin vindt die het meest het onthouden waard is uit de speech van president Obama? “To those leaders around the globe who seek to sow conflict, or blame their society's ills on the West - know that your people will judge you on what you can build, not what you destroy.” Louise hoopt dat die zin onthouden wordt in de puinhopen van Gaza, in Irak, Afghanistan en overal ter wereld waar meer energie gestoken wordt in vernietigen dan in opbouwen.
  • Wat Louise gedaan heeft op dinsdag 20 januari van 17.30 u tot pakweg 20.00 u? Eén mand schone was gestreken. Eén keer een zakdoek bovengehaald. Gekeken naar een man die in een paar maanden tijd grijs is geworden. Wiens gezicht, dat kon je niet ontkennen, in een bezorgde plooi lag terwijl hij de lange gang doorliep, eenzaam toch, naar de plek waar hij met de ogen van de hele wereld op hem gericht, de belangrijkste functie ter wereld zou opnemen. Zich afgevraagd hoe die ceremonie er ook alweer uitzag vier jaar geleden, toen een mannetje voor wat lieden in de plenzende regen hetzelfde deed. Gehoopt dat deze mijnheer, deze grote mijnheer, zich altijd verbonden zal blijven voelen met datgene wat hem kracht geeft.
  • Wat Prinsje T. uitriep toen hij uiteindelijk ook voor de beeldbuis terechtkwam? “Helikopter! In de lucht!”

maandag 19 januari 2009

Toe

Prinsje T. knijpt zijn ogen dicht, beweegt zijn hoofdje heen en weer en vraagt: ‘Wáár is Pindje T?’ Pas als hij zijn ogen weer opent, roepen Louise en Ottokar in koor: ‘Dáár is Prinsje T. Jaaaah. Prínsje T!’

zondag 18 januari 2009

Wanneer mag ik mijn ogen weer open doen?

Louise is een van die mensen die in de regel niet naar een film gaan kijken als ze op voorhand weten dat er geweld in voorkomt. Gebeurt het toch dat zich een gruwelijke scène voordoet, dan sluit ze haar ogen, houdt haar handen tegen haar oren en vraagt wie naast haar zit: ‘Laat me weten wanneer het gedaan is.’
Wat zou ze graag, bedenkt ze terwijl ze in de fitnesszaal, trappend op de fiets, op de televisie voor haar de zoveelste beelden van Gaza ziet, haar ogen kunnen sluiten, haar handen tegen haar oren houden en dat dan iemand, na een kwartiertje of zo, zou zeggen: ‘’t is goed, je kan weer kijken, het is gedaan, de gruwel is over.’
Gisterenavond tikte iemand op haar schouder: ‘t is goed, ze gaan stoppen.’
Maar ze stoppen niet.

En je ogen sluiten verandert daar niets aan.

Of het helpt weet ze niet, maar Louise vraagt je vriendelijk om deze petitie – http://www.PetitionOnline.com/israpal/ – te tekenen. Of deze: http://www.avaaz.org/nl/gaza_time_for_peace/.

vrijdag 9 januari 2009

De kinderen komen

Een Belgische C-130 vliegt naar Egypte om er gewonde Palestijnse kinderen te halen. Ze zullen terechtkomen in het militair hospitaal en in andere Brusselse en Belgische ziekenhuizen. ‘Maar hoe moet het dan verder?’, vraagt Louise zich af. Wie zal hen daar op de schoot nemen? Wie zal de verhaaltjes voor het slapen gaan lezen? Wie zal met hen spelen? Wie zal er hun lievelingskostje bereiden? Wie zal hen ’s nachts stevig vastpakken als ze wakker worden van de nachtmerries?
En vooral: wat zal er met hen gebeuren eens de breuken gespalkt, de wonden gehecht, de prothesen aangegespt zijn? Als hun lichaampjes gerepareerd zijn, waar moeten ze dan heen, die kinderen uit de Gaza?

donderdag 8 januari 2009

De dag dat Prinsje T. geboren werd

De dag dat Prinsje T. geboren werd, vlogen de Israëlische bommenwerpers over Libanon.

Iemand had de kranten meegebracht van Prinsje T.’s geboortedag. De Standaard opende met een beeld uit het dorpje Qana. Een man met latex handschoenen aan hield een baby in de lucht. De kleine had zijn ogen gesloten en over zijn rimpelige lijfje lag een grijswitte laag. Ter hoogte van zijn buik hing een blauwig koord, het had de navelstreng kunnen zijn. Maar het was het plastic koordje waarmee een tut was vastgemaakt aan het hemdje, grijswit onder het stof van het puin waaruit de baby was opgeraapt.

In de eerste glimp die Louise van de foto zag, zag ze een baby geboren worden, zoals ze eerder die dag Prinsje T. uit haar eigen lichaam ter wereld zag komen. Maar toen zag ze de tut, het hemdje, het gebroken beton, de jammerende rodekruisman, en hoe slap die armpjes naast dat lijfje hingen, de vuistjes gesloten.

Sinds die dag kan Louise geen beelden meer zien van kinderen in oorlogsgebied zonder de pijn te voelen van de moeders. En niets dat ze kan doen om die pijn te verzachten.

Of kunnen we toch, misschien, een heel klein beetje, iets doen. Een internetpetitie tekenen bijvoorbeeld? Klik hier door voor de petitie van Avaaz.

Val

Gisteren waren er zes mensen nodig om Louise P. te komen redden. Een koppel die voor onderdak, een bed in het donker en toen ze wat bekomen was een bord spaghetti zorgde. Het Huis met de Prinsessen die zo lief waren Prinsje T. op te vangen terwijl Ottokar met een onzekere trein helemaal naar Gent moest om Louise P. en de geleende auto weer naar Louisetown te repatriëren.
Die ochtend was Louise P., op terugweg van het station waar geen treinen reden en op weg naar de gedeelde auto waarmee ze naar Gent kon zomaar, zwiep, uitgegleden op de gladde sneeuw en op haar poep gevallen. Haar poep deed meteen pijn, maar toen ze een dik anderhalf uur later toekwam in Gent, waar ze voor haar werk een afspraak had, zag ze zo bleek als een lijk, barste haar hoofd van de pijn en werd het zwart voor haar ogen.

Om maar te zeggen: Prinsje T. heeft niet helemaal ongelijk als hij dat witte goedje uit de lucht niet vertrouwt en Ottokar had ook niet echt ongelijk toen hij naar de lederen laarzen van Louise keek, met zolen zo glad dat je er geen gebenedijde stap op platgetrapte sneeuw mee kan zetten, en hoofdschuddend zei: ‘Vrouwenkleren, ik zal het nooit begrijpen.’

maandag 5 januari 2009

Eerste sneeuw

'Pakken!', roept Prinsje T. Zijn armpjes omhooggestrekt naar Ottokar die hem moet pakken, zijn voetjes in de rubberen laarzen met camouflageprint diep in de sneeuw. Maar dat witte goedje, dat uit de lucht komt vallen en overal een dik tapijt maakt, is nu net wat hij niet vertrouwt.


Wat een geluk, denk Louise, dat het sneeuw is dat hier uit de lucht komt vallen. Vandaag las ze over de kinderen in Gaza. Ondervoed en angstig. Stel dat je Prinsje T. daar moet zien opgroeien, denkt ze. Stel dat je hem moet behoeden voor bommen die uit de lucht vallen zoals hier de sneeuw.