woensdag 3 september 2008

Werken onder de toren (1)

Hij is zo’n vijf centimeter groot en hij lacht breeduit. Hij kwam met de instructie: Zet mij met mijn gezicht naar de deur. Zo breng ik geluk.

Dat houdt wel steek, vond Louise. Iets dat alles wat binnenkomt lachend tegemoet ziet. Als kantoorhulp kan dat tellen.

Alleen: naar welke deur laat ze hem kijken? Die naar de gang, waar eigenlijk alleen maar zo rond zes uur ’s avonds Prinsje T. komt binnenhuppelen? (Mama! Mama!, roept hij maar als ze hem wil kussen, is hij alweer op weg naar iets anders.) Of de deur naar het balkon, waar soms de kou en soms te veel zon, soms een bromvlieg of een wesp en vaak de sigarettenrook van Ottokar naar binnen waait?
Of zet ze die kleine boeddha uit Thailand met zijn gezicht naar het computerscherm, waar het internet, die roddeltante, de wereld over haar uitstort?

Geen opmerkingen: